theorie leesvaardigheid leerjaar 1 h.1 , 2 en 3

les leesvaardigheid.
leerjaar 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

les leesvaardigheid.
leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we deze les?
  • Opnieuw bekijken van de  theorie van LEZEN h.1 en 2
  • Nieuwe theorie h.3 LEZEN.
  • oefenen met teksten.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent de theorie van LEZEN h.1 t/m 3

  • Je kunt de theorie toepassen in teksten met vragen.

Slide 3 - Tekstslide

onderwerp:

Datgene waar de tekst over gaat in één of een paar woorden.

Let op: Noteer nooit een zin!


oriënterend lezen

je bekijkt:

de titel, de tussenkopjes, illustraties, anders gedrukte woorden en je leest de eerste alinea

Slide 4 - Tekstslide

Indeling tekst:

Inleiding, middenstuk en slot

in het middenstuk:

deelonderwerpen
de verschillende aspecten (kanten, delen) van het onderwerp.

onderwerp van een tekst: film

deelonderwerpen:

actiefilms, griezelfilms, sciencefiction film

Slide 5 - Tekstslide


globaal lezen:

Je leest de eerste en laatste zin van elke alinea.
Je kunt dan de deelonderwerpen bepalen van de alinea's. 








tussenkopjes:

Soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea. Soms gaan meer alinea's over hetzelfde deelonderwerp. Vaak zet de schrijver dan een tussenkopje boven die alinea's.

Slide 6 - Tekstslide


zoekend lezen:

Als je alleen iets wilt opzoeken in de tekst, kun je ook zoekend lezen.


 





Waar let je op?

  • tussenkopjes 
  • anders gedrukte woorden (vet, cursief, onderstreept)
  • opvallende tekens (bolletjes, nummers, sterretjes). 

Slide 7 - Tekstslide


Inleiding:

In de inleiding wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat.



 




 Vaak gebeurt dat met 

  • een voorbeeld, een (grappig) verhaaltje (anekdote) of 
  • een bijzondere situatie.       
  • Daarmee wordt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst.


Slide 8 - Tekstslide

Slot:

  • een conclusie of 
  • een korte samenvatting. 
  • Er wordt ook wel naar de toekomst gekeken of
  • er wordt aangesloten bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is.   

 






Bij nieuwsberichten ontbreekt vaak het slot. In deze berichten staat het belangrijkste altijd in het begin van de tekst. 

Slide 9 - Tekstslide


Hoofdgedachte
 
Hoofdgedachte: is één volledige zin, die samenvat wat in de tekst over het
onderwerp gezegd wordt.  





  • Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of het slot

  • Soms moet je die zelf formuleren.

 

Slide 10 - Tekstslide


Precies lezen:
 
Je leest de tekst van het begin tot het eind heel nauwkeurig.
 




  • Om de hoofdgedachte van de tekst te bepalen, moet je de tekst precies lezen. 


Slide 11 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Globaal
lezen
Zoekend 
lezen
Precies
lezen
Je leest de eerste en laatste zinnen van elke alinea.
Je kunt de hoofdgedachte bepalen.
Je leest de eerste 
alinea.
Je let op opvallende tekens en tussenkopjes
Je kunt het onderwerp bepalen.
Je wilt de vertrektijd van de trein weten 
Je leest de tekst heel aandachtig van het begin tot het eind.
Je kunt de deelonderwerpen bepalen.

Slide 12 - Sleepvraag

Ga naar Nieuw Nederlands h.3 LEZEN

We maken samen de startopdracht en daarna maken jullie opdracht 1 en 2.
(huiswerk vrijdag)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Chronologisch verband


De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde verteld 
 

 




Signaalwoorden

Vroeger, later, nu, eerst, daarna, toen, vervolgens, voordat, nadat, tenslotte, in 1980..


We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein

Slide 15 - Tekstslide

Tegenstellend verband


Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.   

 




Signaalwoorden
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover

Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.

Slide 16 - Tekstslide

Opsommend verband

Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.    


 




Signaalwoorden
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede

Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.

Slide 17 - Tekstslide

Toelichtend verband

Iemand doet een uitspraak en legt die uit of licht die toe. Vaak gebruikt hij bij de uitleg of de toelichting een voorbeeld. 




Signaalwoorden
dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting, neem nou, denk aan, zoals.

Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen. Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar veel cd’s voor lage prijzen worden aangeboden.

Slide 18 - Tekstslide

Tegenstellend 
verband
Chronologisch 
verband
Toelichtend
verband
Opsommend  
verband
Daarentegen
Vervolgens
Neem nou
Vroeger
Zoals
Ten slotte
Echter
Bovendien

Slide 19 - Sleepvraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 20 - Open vraag

Hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll