Paragraaf 4 weerstand

weerstand basis
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

weerstand basis

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wet van ohm geldt alleen bij ohmse weerstanden
(uitleg ohmse weerstand volgende dia)

Slide 4 - Tekstslide

Een wasmachine staat aangesloten op het stopcontact. De stroomsterkte door de wasmachine is 2,8A. Hoe groot is de weerstand van de wasmachine in ohm?

Slide 5 - Open vraag

ohmse weerstand
Een ohmse weerstand is een weerstand waar de weerstand niet van veranderd.  Bij een ohmse weerstand is de weerstand constant. Een voorbeeld van een ohmse weerstand is een vaste weerstand, zie afbeelding hieronder. (Een NTC, PTC, variabele weerstand en LDR behoren dus NIET tot de catagorie ohmse weerstanden.) 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke van de twee weerstanden (metaal x of constantaandraad) is een ohmse weerstand? Leg uit hoe he aan je antwoord komt.

Slide 8 - Open vraag

weerstand serie en parallel

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Weerstand 1 is 167 ohm. Weerstand 2 is 764 ohm. Bereken Rt.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

R1 is 125ohm, R2 is 333 ohm en R3 is 270 ohm. Bereken Rv in ohm.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is er constant bij een serieschakeling?
A
De stroomsterkte
B
De spanning
C
De weerstand
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is er constant bij een parallelschakeling?
A
De stroomsterkte
B
De spanning
C
De weerstand
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 16 - Quizvraag

De lampjes zijn identiek. Hoe groot is de spanning over het bovenste lampje?
A
3V
B
6V
C
12V
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 17 - Quizvraag

Het linker lampje krijgt een spanning van 4V. Hoe groot is de spanning over het rechter lampje?
A
2V
B
4V
C
6V
D
Kun je niet zeggen

Slide 18 - Quizvraag

Hoe groot is de stroomsterkte die stroommeter 3 meet in ampère?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Bereken (Rt,R3 en) U3 in volt.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Bereken (U2, UT, U1 en) R1 in ohm.

Slide 26 - Open vraag

weerstanden in combinatieschakelingen

Slide 27 - Tekstslide

Rt = R1 + R2 + R3

Slide 28 - Tekstslide

1/Rv = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3

Slide 29 - Tekstslide

R1 en R2 staan serie, dus: R12 = R1 + R2
R3 en R4 staan serie, dus: R34 = R3 + R4
R12 en R34 staan parallel, dus: 1/Rv = 1/R12 + 1/R34

Slide 30 - Tekstslide

R1 en R2 staan parallel, dus: 1/R12 = 1/R1 + 1/R2
Daarna staan R12, R3 en R4 serie, dus: Rt = R12 + R3 + R4

Slide 31 - Tekstslide

paragraaf 4 weerstand
wetenschapsschool

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Bij serie verdeeld de spanning zich over alle weerstandjes, vandaar de gekleurde ovalen. 

Bij parallel is de spanning constant, dus R3 en R4 (staan parallel) krijgen dezelfde spanning.

Slide 34 - Tekstslide

Spanningsbron:                                    

UT = 5V                                  

NTC:

 T = 20 graden —> aflezen R = 0,59kohm = 590ohm

LED:

U = 1mA ( = 0,001A)  —> aflezen U —> 1,5V


Zet deze gegevens in de tekening bij de som!

Slide 35 - Tekstslide

Bedenk dat je de volgende route kunt “lopen” als elektron. Van de spanningsbron naar de NTC, vervolgens naar de LED en weer terug naar de batterij. (Ga dit na!) je krijgt van de spanningsbron 5V aan energie mee die je moet verdelen voordat je “leeg” terug kunt gaan naar de batterij. De LED krijgt 1,5V van de 5V, dus blijft er (5-1,5=) 3,5V over om aan de NTC af te geven. Wanneer je de andere route zou kiezen als elektron, dan moet je de 5V ook weer verdelen, maar nu  over de NTC en de vaste weerstand. Wanneer de NTC 3,5V krijgt, dan blijft er voor de vaste weerstand (5-3,5=) 1,5V over.

Slide 36 - Tekstslide

Op de vorige pagina bleek dat de NTC 3,5V kreeg en de vaste weerstand 1,5V.

NTC:

U = 3,5V
R = 590ohm
I = ? A

I = U / R = 3,5 / 590 = 0,0059A 
(dit is I totaal, want de stroom is hier nog niet opgesplitst!)


Slide 37 - Tekstslide

De totale stroomsterkte verdeelt zich over twee takken (boven vaste weerstand en onder de LED). Van de 0,0059A gaat 0,001 naar onder. Voor boven blijft dus (0,0059-0,001 =) 0,0049A over.

De vaste weerstand:

U = 1,5V
I = 0,0049A
R = ? Ohm

R = U / I = 1,5 / 0,0049 = 306,12... = 3 x 10^2 ohm

Slide 38 - Tekstslide

UT = 12V op de route kom je twee lampjes tegen (in serie verdeelt U zich), dus ieder lampje krijgt 12/2=6,0V (de lampjes zijn immers identiek)

De stroomsterkte is in een serie schakeling overal gelijk, dus 0,3A

Per lampje:

U = 6,0V
I = 0,3A
R = ? Ohm

R = U/I = 6,0/0,3 = 20 ohm
Wanneer je de lampjes anders schakelt, dan heb je nog steeds hetzelfde lampje. De weerstand van het lampje is dus onveranderd. Ook is de spanningsbron nog hetzelfde. UT blijft dus ook gelijk!

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

extra uitleg les 2

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide