3M - Les 5 P3 - 3e naamval

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

3m
Les 5 P3
Deutsch!
Gutentag

Slide 2 - Tekstslide

Studienführer
Voorbereiding voor les 6:
maken: Schritt 42




Verwerkingsopdrachten na les 6:
maken: Schritt 43

Slide 3 - Tekstslide

Unterrichtsziele

 - 1e, 3e & 4e naamval
begrijpen (met schema)
- werkwoorden

- woordenschat



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

der Angestellte
A
de dader
B
de politieagent
C
de werknemer
D
de directeur

Slide 6 - Quizvraag

arbeitslos
A
werkeloos
B
hulpeloos
C
onnozel
D
machteloos

Slide 7 - Quizvraag

warnen
A
werken
B
waarschuwen
C
schaduwen
D
wachten

Slide 8 - Quizvraag

schützen
A
beschermen
B
vluchten
C
schaduwen
D
wachten

Slide 9 - Quizvraag

Die Opfer sind arbeitslos.

Slide 10 - Open vraag

Die Einbrecherin ermordet die Angestellten.

Slide 11 - Open vraag

Der Mörder ist stolz auf die verbrecherin.

Slide 12 - Open vraag

Der Azubi untersucht die Spuren und die Waffen.

Slide 13 - Open vraag

Die verdächtige Erwachsen flüchten.

Slide 14 - Open vraag

Schritt 43  N > D
deshalb  daarom  - Jens kann gut kochen, deshalb möchte er Koch werden.
also - dus - Der Koch hat nicht aufgepasst, also war alles angebrannt
außerdem - bovendien - Jens kann es gut, außerdem macht es ihn Spaß.
ehe - voordat - Denkt gut nach, ehe du damit anfängst!
die Zutaten - de ingrediënten
die Gastronomie - de horeca
zubereiten - klaarmaken
das Gerät - het apparaat


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bij de volgende vragen moet je het schema gebruiken

om het schema goed af te lezen, moet je 3 dingen weten:

- welk schema ?  (der-groep of ein-groep of pers. vnw)
- welke kolom? (m / v / o / mv )
- welke rij? (1e /  3e  / 4e  naamval)

Slide 18 - Tekstslide

+3 voorzetsels
mit
nach
bei
von
aus
seit
zu
met
van
tot, naar
na, naar
sinds
bij
uit

Slide 19 - Sleepvraag

door haar
A
durch sie
B
durch ihr
C
ohne sie
D
ohne ihr

Slide 20 - Quizvraag

bij jou
A
bei du
B
bei dir
C
bei dich
D
bei dein

Slide 21 - Quizvraag

voor u
A
für sie
B
für ihnen
C
für Sie
D
für Ihnen

Slide 22 - Quizvraag

naar mij
A
nach mich
B
nach mir
C
zu mich
D
zu mir

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

bij welke Gate
Bei ... Gate (o)

Slide 25 - Open vraag

met de getuige
mit ... Zeuge (m)

Slide 26 - Open vraag

na de misdaad
nach ... Verbrechen (o)

Slide 27 - Open vraag

voor de misdadiger
für ... Verbrecher (m)

Slide 28 - Open vraag

sinds deze waarschuwing
seit ... Warnung(v)

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

de 3e naamval
de 3e naamval komt voor: 
- na een +3 voorzetsel
- bij het meewerkend voorwerp
- na een keuzevoorzetsel 
later / 
paarse vlak

Slide 31 - Tekstslide

het meewerkend voorwerp
- is een zinsdeel net als onderwerp en lijdend voorwerp
- je kunt er vaak AAN voor zetten
- staat bij werkwoorden als vertellen, uitleggen, geven, sturen, bevallen, bieden, bezorgen, gunnen, verkopen, lenen... etc ....


AAN

Slide 32 - Tekstslide

Ich habe ... Klasse (v) den 3. Fall erklärt.
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 33 - Quizvraag

Der Mann verkauft ... Jungen ein Brötchen.
A
der
B
dem
C
den
D
das

Slide 34 - Quizvraag

Übung macht der Meister

Slide 35 - Tekstslide

na elke training (o)
A
nach jedem Training
B
nach elcher Training
C
nach jeder Training
D
nach jeden Training

Slide 36 - Quizvraag

voor welk kind?
A
für welches Kind?
B
für welchem Kind?
C
für welch Kind?
D
für welchen Kind?

Slide 37 - Quizvraag

bij dit huis

Slide 38 - Open vraag

na een uur (Stunde)

Slide 39 - Open vraag

Ik woon in Hardenberg met mijn moeder, vader en broer.

Slide 40 - Open vraag

Redemittel Schritt 42

Slide 41 - Tekstslide

Ich ... (fliegen) nach Wien, wo soll ... (ik) mich melden?

Slide 42 - Open vraag

Waarom ... (moet) ich online einchecken?

Slide 43 - Open vraag

... (Bij welke) Gate (m) muss ich sein?

Slide 44 - Open vraag

Ik ben mijn vliegticket vergeten, wat nu?
Ich - Flugticket - vergessen- jetzt - was

Slide 45 - Open vraag

Hoe kom ik naar Italië?
Wie ... ich nach Italien?

Slide 46 - Open vraag

... (Waar kan ik mijn) Gepäck (o) abstellen?

Slide 47 - Open vraag

Verspätung - wie - viel - das Flugzeug - aus Zürich?

Slide 48 - Open vraag

Auf Wiedersehen

Slide 49 - Tekstslide