H5: lastige leestekens

Nederlands
donderdag 10 november
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
donderdag 10 november

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we deze les doen?
1. Leesboek: 15 minuten lezen.
          (HW bespreken H3)

2. leestekens: stukje theorie
     M3: HS1, blz. 32
     H3: HS5, blz. 160

3. aan de slag (en eventueel bespreken)


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling HS1/HS5
Leerdoel van deze les: 
  • Ik weet hoe ik komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's  (H3) moet gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je nog?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat is geen leesteken?
A
punt
B
vraagteken
C
hoofdletter
D
uitroepteken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


ha vincent zei ilonka wat gezellig dat je er weer bent

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


bij de italiaan staat van alles op het menu pizza pasta en tiramisu

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling HS1/H5 - lastige leestekens
Leestekens helpen bij het lezen van een tekst. Wanneer gebruik je leestekens?

Komma: geeft een rust in de zin aan.
  • voor of na een aanspreking: Maud, wil je mij de boter aangeven?
  • tussen de delen van een opsomming: Morgen ga ik fietsen, wandelen en zwemmen.
  • tussen twee persoonsvormen: Omdat de kraan al een tijdje lekt, heb ik de loodgieter gebeld.
  • tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn: Joppe gaat naar Frankrijk op vakantie, omdat hij van het weer houdt.
  • voor en achter een bijstelling: Pablo Picasso, de beroemde schilder overleed in 1973. 

Slide 8 - Tekstslide

bijstelling: een bijvoeglijke bepaling dat bestaat uit een zelfstandig naamwoord dat meteen gevolgd wordt door een ander zelfstandig naamwoord. Verklarende toevoeging
Spelling HS1/H5 - lastige leestekens
Dubbele punt: kondigt iets aan.
  • een citaat (directe rede): De jongen vroeg: 'Waar is het zwembad?'
  • een gedachte: Toen Lara naar buiten keek, dacht ze: ik wacht wel tot de bui over is.
  • een opsomming: Alinda leest van alles: romans, thrillers en stripboeken.
  • een uitleg of toelichting: Helaas gaat de picknick morgen niet door: het wordt slecht weer. 

Puntkomma: 
  • tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen: Sep heeft een bijbaantje in het zwembad; hij wil later badmeester worden.
  • de afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt. 
                     De opdracht is als volgt:
                         - kies een boek;
                         - schrijf een samenvatting;
                         - presenteer de samenvatting. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

citaat
- letterlijk opschrijven wat iemand zegt.
* zet voor het citaat een dubbele punt
(let op: alleen als er voor het citaat staat wie het zegt)
* begin het citaat met een hoofdletter en eindig met een punt, vraagteken of uitroepteken
*zet het citaat tussen aanhalingstekens

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling HS1/H5 - lastige leestekens
Aanhalingstekens:
  • bij citaten:
              'Ik kan vanavond niet mee', zei Anton. 'Ik moet werken.'
              'Als je meedoet met het toernooi,' vertelde Colin, 'moet je je wel opgeven.'
              'Fiets jij mee?', vroeg Dieke aan Cas. 
  • als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis: Het woord 'ijs' doet me aan de zomer denken.
  • als het woord op een speciale manier gebruikt wordt: De agent zei dat hij die 'lieve jongen' wel zou inrekenen. 


Slide 11 - Tekstslide

puntkomma: als twee zinnnen er nauw met elkaar samenhangen. Sluit een mededeling af, maar laat zien dat er een verband is met de volgende mededeling.
Met een punt staan de mededelingen losser van elkaar.
Soms heeft ook de lengte van zin ermee te maken.
Opdracht 1
De volgende zinnen bevatten verschillende leestekens. Leg van elk leesteken uit waarom het daar gebruikt is.
Voorbeeld: 'Lotte, kom je straks ook naar het sportveld?' vroeg Marieke. 

' - geeft het begin van een citaat aan;
, - staat na een aanspreking (Lotte);
? - sluit een vraag af;
' - sluit een citaat af; 
. - sluit de zin af.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
  1. Onze 'ijverige' collega zal nooit koffie halen: ze is liever lui dan moe.
  2. Je hoeft de tuin niet te sproeien, want er wordt regen voorspeld.
  3. Noa schept op: 'Ik heb een 9 voor Duits, een 9 voor Frans en een 8 voor gym.'
  4. 'Als je dat doet, Kris, blijf je de rest van de dag binnen!', riep zijn moeder.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling HS1/H5 - Aan de slag!
M3: HS1: Startopdracht, opdracht 1, 2, 3 en 5 (blz. 32-33)

H3: HS5: Startopdracht, opdracht 1,2 en 4 (blz. 160-162)

klaar?
M3: verder met enquête (opdracht 3, blz.21)
H3: verder met opdracht 3 (1+2)  en 4 (1-6), blz 19

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spelling HS1/H5
Leerdoel van deze les: 
  • Ik weet hoe ik komma's, dubbele punten, aanhalingstekens en puntkomma's moet gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Huiswerk

dinsdag 15 november:
M3: HS1, blz. 19, opdracht 3 af (enquête)
H3: HS1, blz. 19, opdracht 1 t/m 4

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies