9.4-Bloed- en orgaandonatie

9.4 Bloed- en orgaandonatie
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

9.4 Bloed- en orgaandonatie

Slide 1 - Tekstslide

Je bent op safari en wordt gebeten door een giftige slang. Gelukkig heeft de gids een serum bij zich die hij direct in je arm spuit. Hierdoor overleef je het.
Wat voor soort immunisatie is dit?
A
actief, natuurlijk
B
actief, kunstmatig
C
passief, natuurlijk
D
passief, kunstmatig

Slide 2 - Quizvraag

Een baby krijgt antistoffen via moedermelk binnen. Op wat voor een manier is het nu immuun voor de ziektes uit de omgeving?
A
actief, natuurlijk
B
passief, natuurlijk
C
actief, kunstmatig
D
passief, kunstmatig

Slide 3 - Quizvraag

Immuniteit gekregen door een vaccinatie is een vorm van passieve immuniteit
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag


Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 5 - Quizvraag

Antibiotica zijn medicijnen die werken tegen infectieziekten door bacteriën. Welk celonderdeel van de bacterie wordt beschadigd door de antibiotica?
A
celwand
B
celkern
C
cytoplasma
D
DNA

Slide 6 - Quizvraag

Als je te vaak antibiotica gebruikt, kunnen bacteriën er ongevoelig voor worden. Wat is het begrip voor deze ongevoeligheid?
Een bacterie is dan ...... tegen een bepaald soort antibiotica.

Slide 7 - Open vraag

Waarom werkt antibiotica niet tegen een virus?

Slide 8 - Open vraag

Bij een allergische reactie geven de witte bloedcellen een speciale stof af die klachten veroorzaakt zoals jeuk en benauwdheid. Hoe heet deze stof?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

9.4 Bloed- en orgaandonatie

Slide 11 - Tekstslide

leerdoelen
  • Je kunt uitleggen welke bestanddelen van bloed bij een bloedtransfusie gebruikt worden.
  • Je kunt de bloedgroepen benoemen en van iedere bloedgroep de kenmerken beschrijven.
  • Je kunt de juiste bloeddonor aan een bloedontvanger koppelen.
  • Je kunt uitleggen waarom je rekening moet houden met de resusfactor van bloed bij transfusies.
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurt bij een orgaantransplantatie.




Slide 12 - Tekstslide

Begrippen
Bloedtransfusie - bloeddonor - rode bloedcellen - bloedplasma - bloedplaatjes

bloedgroep - Antigeen A - Antigeen B - Antistoffen -Bloedgroepbepaling - Erfelijke eigenschap - Bloedverwantschap

Resusfactor - resusantigeen - resuspositief (Rh+) -  Resusnegatief (Rh-) 

Orgaantransplantatie - orgaandonor - orgaanafstoting - afstotingsremmers

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer heb je bloed nodig

Slide 14 - Tekstslide

Bloedtransfusie
Wat wordt gebruikt van donorbloed?

  • Rode bloedcellen (na ongeluk of ernstige vorm van bloedarmoede) 
  • Bloedplasma (bij brandwonden, ernstige infecties) 
  • Bloedplaatjes (bij leukemie) 

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling van een paar begrippen
zodat je bloedgroepen en 
bloedtransfusie beter kan begrijpen. 

Slide 16 - Tekstslide

ANTIGENEN
Op het oppervlak van een ziekteverwekker komen bepaalde eiwitten voor die normaal niet in het lichaam van een mens voorkomen

Slide 17 - Tekstslide

ANTISTOFFEN
Een bepaald type witte bloedcellen reageert op ziekteverwekkers door antistoffen te maken, die hechten aan de antigenen. Dit maakt de ziekteverwekker onschadelijk

Slide 18 - Tekstslide

Antistoffen worden gemaakt tegen antigenen
Antigenen
ziekteverwekker

Slide 19 - Tekstslide

Antistoffen!

Slide 20 - Tekstslide

BLOEDFACTOREN
Ook rode bloedcellen hebben antigenen, die als lichaamsvreemde stoffen werken voor iemand die deze antigenen niet heeft.
De antigenen op rode bloedcellen heten bloedfactoren.

Weet jij jou bloedgroep? 

Slide 21 - Tekstslide

Bloedgroepen

Slide 22 - Tekstslide

Overzicht van de bloedgroepen?
Bloedgroep
antigenen
antistoffen
A
A
anti-B
B
B
anti-A
AB
AB
-
O
-
anti-A en anti-B

Slide 23 - Tekstslide

Bloedtransfusie rode bloedcellen

Slide 24 - Tekstslide

Wie kan van wie bloed krijgen?
Bloedcellen kunnen samenklonteren op het moment dat de antigenen op de rode bloedcellen van het donorbloed lichaamsvreemd zijn voor de ontvanger.
De ontvanger maakt dan namelijk antistoffen. 

Slide 25 - Tekstslide

Bloedtransfusie

Slide 26 - Tekstslide

Bloedtransfusie

Slide 27 - Tekstslide

Hoe bepaal je je bloedgroep?
klontering na toevoegen antistof A , dan is er een antigen A aanwezig, dus bloedgroep A (of AB)
klontering na toevoegen antistof B , dan is er een antigen B aanwezig, dus bloedgroep B (of AB)

Slide 28 - Tekstslide

Opdrachten maken
Zie planner

Slide 29 - Tekstslide

Wat betekent +en - in je bloedgroep?

Slide 30 - Tekstslide

Andere bloedgroepen
Wat zegt de + of - ?

Naast de ABO bloedgroepen, is er ook een Resusfactor.

Onze bloedcellen kunnen ook het Resusantigeen hebben. Je bent dan Rh+.

Wanneer je geen resusantigenen hebt ben je Rh-, dan maak je de antistof: antiresus.

Slide 31 - Tekstslide

bloed
antigeen
antistof
Rh+
resus
-
Rh-
-
anti-resus
De resusfactor:
De antistoffen tegen de resusfactor gaan we pas aanmaken na een eerste besmetting!

Slide 32 - Tekstslide

Resusfactor bij zwangerschap
resuskindje!

Slide 33 - Tekstslide

resusfactor kan gevaarlijk zijn tijdens zwangerschappen
dit kan voorkomen worden door de moeder kunstmatig passief te vaccineren met resus-antistoffen
(dan maakt de moeder zelf geen geheugencellen aan)

Slide 34 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij orgaantransplantatie?

Slide 35 - Tekstslide

Andere orgaandonaties
De  antigenen van de donor op een donororgaan worden door de afweercellen van de ontvanger herkend als lichaamsvreemd.
-->
Afweerreactie en daardoor orgaanafstoting

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Orgaanafstoting
Orgaanafstoting wordt veroorzaakt door antigenen van de donor.

De ontvanger van het orgaan, herkent de antigenen als lichaamsvreemd. Daarna begint de afstotingsreactie (antistoffen maken).

Medicijnen kunnen de afstotingsreactie tegengaan, waardoor het donororgaan blijft leven. 

Slide 38 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan beschrijven waardoor bloedgroepen verschillen
  • Je kan uitleggen wanneer bloedtransfusie nodig is
  • Je kan uitleggen wanneer bloedtransfusie goed gaat
  • Je kan uitleggen hoe orgaanafstoting wordt voorkomen na transplantaties.

Slide 39 - Tekstslide

Nu en huiswerk
Lees 9.4
Maak van paragraaf 9.4 opdracht 15, 16, 19, 20, 21

Klaar? --> Kijk je werk na. 

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Video

9.4(Huis)werk

Slide 42 - Tekstslide

De examenvraag van vandaag
In de 17e eeuw zijn veel mensen in Europa overleden aan de pest, een besmettelijke ziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie. Men heeft menselijke resten uit die tijd opgegraven en onderzocht. Daaruit is gebleken, dat mensen met bepaalde bloedgroepen een grotere kans hadden om aan de ziekte te overlijden dan mensen met een andere bloedgroep. Antigenen van de pestbacterie lijken sterk op antigeen B dat op de rode bloedcellen kan voorkomen. Mensen met anti-B in hun bloed zouden daardoor meer kans op genezing hebben dan mensen die deze stof missen.

Met welke twee bloedgroepen hebben mensen de meeste kans op genezing volgens de informatie hierboven?

Slide 43 - Tekstslide

kijkopdracht
Bekijk de volgende video.
Probeer de volgende vraag te beantwoorden:

Hoe verschillen bloedgroepen van elkaar?

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video