12.6 Afweer

12.6 Afweer 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.6 Afweer 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 3 - Quizvraag

Naast de nieren zijn er nog 3 andere organen die een uitscheidingsfunctie hebben.

Welke organen zijn dat?
A
1 = milt 2 = schildklier 3 = lever
B
1 = alvleesklier 2 = longen 3 = huid
C
1 = lever 2 = maag 3 = baarmoeder
D
1 = longen 2 = lever 3 = huid

Slide 4 - Quizvraag

Wat is uitscheiden?
A
Verwijderen van afvalstoffen
B
In- en uitademen
C
Plassen en poepen
D
Zweten

Slide 5 - Quizvraag

Het hart krijgt ZELF zuurstofrijkbloed dankzij de:
A
Longader
B
Kransslagader
C
Kransader
D
Aorta

Slide 6 - Quizvraag

Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen

Slide 7 - Quizvraag

Blaas
Urineleider
Nier
Urinebuis

Slide 8 - Sleepvraag


7 en 8
A
7: linker boezem 8: kransaders
B
7: rechter kamer 8: kransslagaders
C
7: rechter boezem 8: kransaders
D
7: rechter boezem 8: kransslagaders

Slide 9 - Quizvraag

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 10 - Sleepvraag

Nierslagader
Nierader
Niermerg
Nierschors
Nierbekken 
Urineleider

Slide 11 - Sleepvraag

Doel van de les
  • 12.6.1 Je kunt beschrijven hoe je je tegen ziekteverwekkers kunt beschermen.

Gelukkig word je niet zomaar ziek van allerlei stoffen en ziekteverwekkers. Je lichaam verdedigt zich daartegen.

Slide 12 - Tekstslide

Infectie
Stoffen die niet in je lichaam thuishoren, noem je lichaamsvreemde stoffen. Deze komen het lichaam binnen door bijvoorbeeld infecties, bloedtransfusies en bij orgaantransplantaties. Bij een infectie dringen ziekteverwekkers je lichaam binnen en vermenigvuldigen zich. De ziekteverwekkers kunnen bacteriën, virussen, schimmels of dieren (bijvoorbeeld insecten) zijn.

Slide 13 - Tekstslide

Afweer
De manier waarop het lichaam zich beschermd tegen het binnenkomen van ziekteverwekkers heet afweer.
Afweer bestaat uit verschillende delen:
  1. Huid
  2. Slijmvliezen
  3. Maagsap
  4. Witte bloedcellen

Slide 14 - Tekstslide

De huid
De huid houdt schadelijke stoffen en organismen tegen, bijvoorbeeld bacteriën.
 Het laagje talg op de huid gaat aantasting van de huid door ziekteverwekkers tegen.

Slide 15 - Tekstslide

De slijmvliezen

De slijmvliezen in je neus houden kleine stofjes en ziekteverwekkers tegen. Trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte, waar het wordt ingeslikt.
Ook in het darmkanaal laten de slijmvliezen de ziekteverwekkers niet makkelijk door. 

Slide 16 - Tekstslide

De maag
In je maag worden de bacteriën gedood door zoutzuur (een stof in het maagsap). Ook bacteriën die met je voedsel zijn meegekomen, worden door het zoutzuur gedood.

Slide 17 - Tekstslide

Infectie
Als het ziekteverwekkers toch lukt om je lichaam binnen te komen, heb je een infectie. Het afweersysteem (of immuunsysteem) wordt dan actief en gaat de ziekteverwekker bestrijden. Ziekteverwekkers zijn meestal bacteriën of virussen. Ook sommige schimmels kunnen een infectie veroorzaken.

Slide 18 - Tekstslide

Antibiotica
Veel infecties worden door bacteriën veroorzaakt. Bacteriën kunnen worden bestreden met antibiotica. Antibiotica zijn stoffen waar bacteriën van doodgaan. Andere ziekteverwekkers zoals schimmels en virussen gaan niet dood door antibiotica.

Slide 19 - Tekstslide

Koorts
Bij een infectie ontstaat er vaak koorts. Dit is een verhoging van de lichaamstemperatuur. Deze hoge temperatuur houdt de ontwikkeling van de ziekteverwekkers tegen. Ook versnelt koorts andere reacties van het lichaam. 

Slide 20 - Tekstslide

Infectie
Als je een infectie hebt, duurt het een tijdje tot de witte bloedcellen voldoende antistof hebben gemaakt . Daardoor word je bij een infectie vaak eerst ziek. Als er voldoende antistof is gemaakt, word je weer beter.

Slide 21 - Tekstslide

Witte bloedcel
Bacteriën
Witte bloedcellen horen bij het afweersysteem. Je kunt witte bloedcellen zien als ‘soldaten’. Ze worden eropuit gestuurd om de ziekteverwekkers te vinden en te doden. Sommige witte bloedcellen doen dat door de ziekteverwekker op te nemen en kapot te maken. De witte bloedcel gaat daarbij zelf ook vaak dood. Andere witte bloedcellen maken antistoffen dit zijn speciale stoffen die tegen één bepaalde ziekteverwekker werken. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Antistoffen
Aan de buitenkant van ziekteverwekkers zitten eiwitten die het lichaam niet herkent als eigen. Dit noemen we antigenen. Als deze antigenen het lichaam inkomen dan maken bepaaldewitte bloedcellen antistoffen aan tegen deze antigenen. Deze antistoffen plakken zich vast aan de ziekteverwekker en maken deze onschadelijk. 

Slide 24 - Tekstslide

Specifieke afweer
Voor elke ziekteverwekker is er een andere speciale antistof nodig. Je lichaam moet deze allemaal kunnen maken. Deze antistoffen worden vervoerd door het bloed. Als je lichaam een bepaald type antistof heeft gemaakt, blijft deze nog een tijd aanwezig in het bloed. Bij bloedonderzoek wordt vaak gekeken welke antistoffen er in het bloed aanwezig zijn. Als een antistof aanwezig is, dan is die persoon (of dier) met die ziekteverwekker besmet geweest. 

Slide 25 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
Als je lichaam een antistof heeft gemaakt, blijft deze antistof nog een tijdje aanwezig in het bloed. Bovendien ‘onthouden’ de witte bloedcellen hoe ze deze antistof moeten maken. Komt dezelfde ziekteverwekker later nog een keer in je lichaam, dan kunnen de witte bloedcellen meteen de juiste antistof maken. Je wordt dan niet ziek: je bent immuun geworden voor deze ziekte.
Als je immuun bent omdat je de ziekte hebt gehad dan noem je dat natuurlijke immuniteit

Slide 26 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
Tegen sommige ziekten kun je je laten inenten (vaccinatie). Een vaccin heeft een deel van de dode of verzwakte ziekteverwekker, of antigenen van de ziekteverwekker, of een stof die ervoor zorgt dat het lichaam zelf de antistoffen gaat aanmaken. Omdat nooit de hele ziekteverwekker in het vaccin zit, word je er niet (erg) ziek van.
Bepaalde witte bloedcellen maken antistoffen tegen de antigenen van de ziekteverwekker. Als je later wordt geïnfecteerd door deze ziekteverwekker, maken de witte bloedcellen vrijwel onmiddellijk antistof aan. Je bent immuun geworden en wordt niet ziek. Immuniteit door vaccinatie heet kunstmatige immuniteit.

Slide 27 - Tekstslide

Kind vaccinaties
Kinderen krijgen in hun eerste levensjaar enkele keren een DKTP-prik. Dit is een vaccinatie tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio (kinderverlamming). Daarna krijgen ze nog een BMR-prik tegen bof, mazelen en rodehond. Op latere leeftijd kun je nog vaccinaties krijgen tegen bijvoorbeeld het humaan papillomavirus (HPV) dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken. Deze prik is voor zowel jongens als meisjes vanaf 10 jaar.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Voorkomen van besmetting
Om te voorkomen dat je ziek wordt, is goede hygiëne belangrijk. Bacteriën en schimmels kunnen zowel via de lucht als via de handen het lichaam binnenkomen. Door je handen vaak genoeg te wassen, voorkom je infecties. Bijvoorbeeld voor je gaat eten of nadat je naar de wc bent geweest. De bacteriën en schimmels die eventueel aan je handen zitten, was je eraf.
Door te hoesten of niezen in je elleboog voorkom je dat ziekteverwekkers zich via de lucht verspreiden. 

Slide 30 - Tekstslide

Aan het werk! BIOLOGIE VOOR JOU!
Wat? 13.6 Afweer- maak je samenvatting


Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

Slide 31 - Tekstslide