a2 thema 6 herhaling
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
werk zoeken
Slide 2 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Welke zin is goed?
A
Niels zoekt werk via het uitzendbureau.
B
Niels werk zoekt via het uitzendbureau.
Slide 3 - Quizvraag
hoofdzin, dus onderwerp 1, werkwoord 2, rest 3.
Welke zin is goed?
A
Waarschijnlijk ze gaat volgend jaar verhuizen.
B
Waarschijnlijk gaat ze volgend jaar verhuizen.
Slide 4 - Quizvraag
Zin begint met een bijwoord, dus inversie.
Welke zin is goed?
A
U kunt morgen komen of kunt u vrijdag komen.
B
U kunt morgen komen of u kunt vrijdag komen.
Slide 5 - Quizvraag
B is goed. WEMOD, dus bij 'of' krijg je een hoofdzin. er is geen reden voor inversie.
Maak de zin af:
"Sufyan zoekt werk. Daarom ...
"Sufyan zoekt werk. Daarom ...
Slide 6 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Maak de zin af:
"Sevda heeft veel stress, omdat ...
"Sevda heeft veel stress, omdat ...
Slide 7 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Maak de zin af:
"We gaan naar Duitsland, als ...
"We gaan naar Duitsland, als ...
Slide 8 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Op welke foto zie je een kok?
A
B
C
Slide 9 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Op welke foto zie je een vrachtwagen?
A
B
C
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Op welke foto wordt "tanken" afgebeeld?
A
B
C
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het voltooid deelwoord.
Mijn werkrooster is .......... (veranderen).
Mijn werkrooster is .......... (veranderen).
Slide 12 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het voltooid deelwoord.
Ik heb nog niets ............ (bestellen).
Ik heb nog niets ............ (bestellen).
Slide 13 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Schrijf het voltooid deelwoord.
Wie heb je op het feestje ........... (ontmoeten)?
Wie heb je op het feestje ........... (ontmoeten)?
Slide 14 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Beantwoord de vraag, gebruik een voltooid deelwoord. Schrijf een hele zin.
"Heb je die auto gekocht?" (lenen)
"Heb je die auto gekocht?" (lenen)
Slide 15 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat kun jij goed?
met kinderen werken
met stress omgaan
koken of bakken
met de computer werken
machines repareren
organiseren
dingen verkopen
rekenen
Nederlands spreken
mensen verzorgen
Slide 16 - Poll
Deze slide heeft geen instructies
