* Woorden die bestaan uit ER, DAAR, HIER of WAAR + een voorzetsel, schrijf je aan elkaar.
Het boek ligt op tafel. Het boek ligt erop.
Máár!!! Als het voorzetsel bij een persoonlijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord hoort, dan schrijf je het niet vast aan ER, DAAR, HIER of WAAR.
Wat ligt er op tafel? (Hier hoort op bij tafel)