MAVO 3 DT6 les 2

Mavo 3 les 2 DT6
Algemene taalvaardigheid

* Spelling
Aan elkaar of los
Meervouden

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mavo 3 les 2 DT6
Algemene taalvaardigheid

* Spelling
Aan elkaar of los
Meervouden

Slide 1 - Tekstslide

Reminder!!
Denk aan je boekverslag!
Dit is de 3e opdracht voor je SE-fictie: inleveren 5 juni.

Je totale SE fictie telt voor 15% mee.
Dit jaar 3 opdrachten
Volgend jaar nog 4.

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Welke woorden schrijf je aan elkaar?
Wat schrijf je los?
Moeilijke meervouden

Einde deeltaak 6 SE Algemene taalvaardigheid (15%) waarin alles van deeltaak 5 en 6 wordt getoetst.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Noord Amerikaans
B
vijfsterrenrestaurant
C
zes duizend
D
driebaans weg

Slide 4 - Quizvraag

Check de volgende zinnen
* Sinds ik via internet winkel, kom ik bijna nooit meer in het winkelcentrum.
* Mijn moeder heeft een internet winkel met zelfgemaakte sieraden. 

Welke zin is niet goed en waarom?

Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar of los? De regels:
* Delen van splitsbare werkwoorden schrijf je aan elkaar als ze bij elkaar staan:
Wij mochten de toets overdoen.
Heb jij je huiswerk al afgemaakt?
Kun je er wat tussen zetten, dan schrijf je ze niet aan elkaar.
Gym valt (weer) uit vandaag.

Slide 6 - Tekstslide

* Samengestelde aardrijkskundige namen schrijf je met hoofdletters en een streepje ertussen.

Noord-Holland, West-Friesland

Slide 7 - Tekstslide

Woorden die samen één begrip vormen, schrijf je aan elkaar.
Dit noemen we samenstellingen.

voetbalschoen, hondenhok, brandweercommandant

Slide 8 - Tekstslide

Er op of erop?
* Woorden die bestaan uit ER, DAAR, HIER of WAAR + een voorzetsel, schrijf je aan elkaar.
Het boek ligt op tafel. Het boek ligt erop.
Máár!!! Als het voorzetsel bij een persoonlijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord hoort, dan schrijf je het niet vast aan ER, DAAR, HIER of WAAR.
Wat ligt er op tafel? (Hier hoort op bij tafel)

Slide 9 - Tekstslide

Getallen tot en met duizend
Deze schrijf je aan elkaar.
Driehonderd
Vijfduizend

Máár:
Drieduizend vijfhonderdtwintig

Slide 10 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Zij is bij haar vriend in getrokken.
B
Die blinde geleidehond luistert heel goed.
C
Ik tel tot driehonderdachtenzeventig.
D
De schoenen, waar op zij loopt, zijn te klein.

Slide 11 - Quizvraag

Lastige meervouden
Vaak kun je in het meervoud gewoon -en of een s achter een woord zetten.
Hond - honden
Huisje - huisjes

Maar in sommige gevallen kan dat (vanwege de uitspraak) niet.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
cafés
B
bureau's
C
bikinis
D
cadeau's

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer 's?
Wanneer plak je de letter s er gewoon aan vast en wanneer gebruik je een apostrof (') ?

- Als je het woord anders verkeerd uitspreekt, gebruik je een apostrof:
Accu - accu's, auto - auto's 
+ een afkorting krijgt altijd 's: cd - cd's

Slide 14 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
orchideën
B
olieën
C
feën
D
industrieën

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer ën?
Eindigt een woord op -ee?
Dan krijg je altijd -ën erachter: zee - zeeën

Eindigt een woord op -ie?
Ligt de klemtoon op de laatste lettergreep? Dan + ën
Ligt de klemtoon eerder in het woord? Dan +n en krijgt de laatste e een trema: porie - poriën

Slide 16 - Tekstslide

bijzondere gevallen
* 2 goede meervouden:
datum - datums en data
* apart meervoud:
politicus - politici
* geen meervoud
rijst - koffie 

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Zie planner It's Learning (week 2)
- Aan elkaar of los (p. 220, 221):
opdrachten 2 t/m 4.
- Meervouden (p. 182 t/m 184)
opdrachten 3, 4, 5, 7 en 8.

+ denk aan je boekverslag!!

Slide 18 - Tekstslide