Les 2: Herhaling fictie

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom allemaal
  • Doe je telefoon in je tas;
  • Pak je spullen voor je (leerboek, leesboek, etui);
  • Zet je tas op de grond;
  • De les begint.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Lezen
- Uitleg
- Aan de slag
- Presentatie
- Huiswerk en afsluiting


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je bepaalt van je leesboek de volgende fictiekenmerken: tijd/plaats, verhaalontwikkeling/opbouw en ontwikkeling hoofdpersoon. 

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
10 minuten




Geen leesboek bij je? Dan ga je naar blz. 204 van je lesboek, lees je de fragmenten (tekst 1, 2, 3 en 4).

Slide 5 - Tekstslide

Tijd en plaats

Tijd 
De tijd waarin het verhaal zich afspeelt.  Historische boeken kunnen zich bijvoorbeeld afspelen in de tijd van de Grieken en Romeinen, ridders en monniken, ontdekkers en hervormers, pruiken en revoluties of burgers en stoommachines.’.





Plaats
Op welke plaats(en)/plek(ken) speelt het verhaal zich af?

Bijvoorbeeld in een ander land of in een eiland, of in een kelder.

Slide 6 - Tekstslide

Verhaalontwikkeling/opbouw

Wisseling van tijd, plaats, perspectief
De schrijver kan een verhaal spannend maken door regelmatig van tijd (flashbacks/flashforwards), plaats en perspectief te wisselen.
Hij kan je hiermee meer informatie geven, maar je ook een beetje misleiden.


Cliffhanger 
Wanneer een schrijver een hoofdstuk laat eindigen op een spannend moment, wil je als lezer graag weten hoe het verhaal verdergaat. Dit noem je een ‘cliffhanger’.

Slide 7 - Tekstslide

Ontwikkeling hoofdpersoon
In de meeste boeken maakt de hoofdpersoon een ontwikkeling door.
Vooral in probleemboeken zie je dat goed:

De hoofdpersoon heeft een probleem en probeert dat op te lossen.
Door dit proces verandert de hoofdpersoon.

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: Vandaag beschrijf je de tijd en plaats(en)/plek(ken), de personages en bepaal je je mening over de personages. Ook bepaal je het vertelperspectief.

Hoe: Eigen leesboek en schrift. Geen leesboek bij je? Dan ga je naar blz. 204 van je lesboek, lees je de fragmenten (tekst 1, 2, 3 en 4) en maak je op blz. 210 opdracht 6 (gebruik minimaal 100 woorden). Je verwerkt in je tekst ook in welke tijd de fragmenten zich afspelen en op welke plekken/plaatsen.                                                                                                                                                      

Hulp: Steek je hand op

Tijd:  10 minuten




Slide 9 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je bepaalt van je leesboek de volgende fictiekenmerken: tijd/plaats, verhaalontwikkeling/opbouw en ontwikkeling hoofdpersoon. 

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Leren: Alle leerstof voor de toets 'lezen' (zie Teams en Somtoday)
Doen: Lezen in je leesboek
Afmaken: Beschrijf de tijd en plaatsen/plekken, bepaal je mening en noteer deze in je schrift. 


Nog geen leesboek? Dan ga je naar blz. 204 van je lesboek, lees je de fragmenten (tekst 1, 2, 3 en 4) en maak je op blz. 210 opdracht 6 (gebruik minimaal 100 woorden voor je tekst). 

Stuur een foto van je huiswerk in de persoonlijke chat in Teams (iedereen).



Slide 11 - Tekstslide