§2 leestekens

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* korte terugblik vorig jaar
* Cursus 7 §2 theorie
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de leestekens op een juiste manier gebruiken.

timer
10:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* korte terugblik vorig jaar
* Cursus 7 §2 theorie
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* de leestekens op een juiste manier gebruiken.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vragen
1. Wanneer gebruik je een puntkomma? 

2. Wanneer gebruik je een dubbele punt? 
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Punt
Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt:


We hebben een fijne vakantie gehad. Deze duurde bovendien lekker lang.

Slide 3 - Tekstslide

Komma
– tussen twee persoonsvormen:
Als we elke dag naar het strand kunnen, hebben we een fijne vakantie.

– voor voegwoorden als maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra:
We hebben een fijne vakantie gehad, omdat we elke dag naar het strand konden.
Let op: meestal komt er geen komma voor en en of.

– als je de delen van een zin niet los kunt uitspreken:
We hebben een fijne vakantie gehad, die bovendien lekker lang duurde.

- bij een opsomming die uit meer dan 2 delen bestaat:
Gisteren hebben we fijn gewandeld, heerlijke chocolademelk gedronken en lekkere appeltaart met slagroom gegeten.







Slide 4 - Tekstslide

Puntkomma
Als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook:


We hebben een fijne vakantie gehad; vooral de eerste weken hebben we ons goed vermaakt.

Slide 5 - Tekstslide

Dubbele punt
Als een opsomming aangekondigd wordt, gebruik je een dubbele punt.

Er zijn een aantal dingen waar ik erg blij van wordt: lekker eten, knuffels van Speedy en Tommy en een goed boek.

Ook gebruik je een dubbele punt bij een citaat of directe reden. Dan vermeld je letterlijk iemands woorden.

Leo zei: 'Dat ga ik echt niet doen!'

Slide 6 - Tekstslide

Dubbele punt
Als twee zelfstandige zinnen samenhangen, vormt de tweede zin soms een toelichting bij de eerste zin. In dat geval verbind je de zinnen met een dubbele punt:

We hebben een fijne vakantie gehad: we konden elke dag naar het strand.

Je kunt zo’n dubbele punt vervangen door een komma + want:
We hebben een fijne vakantie gehad, want we konden elke dag naar het strand.


Slide 7 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.
Veel leerlingen hebben moeite met het schrijven van het woord 'pannenkoek'. 

Ook bij een directe reden of citaat gebruik je aanhalingstekens.
'Heb je de vaatwasser al uitgeruimd?', vroeg zijn moeder.

Bij indirecte reden of als je iemands gedachten opschrijft, gebruik je geen aanhalingstekens.
Zijn moeder vroeg of hij al de vaatwasser had uitgeruimd.

Slide 8 - Tekstslide

C7 §2 opdracht 1 en 2
Je maakt opdracht 1 en 2. We kijken deze straks samen na.

Eerder klaar? Keuze:
1. Ga naar cursus 8 en begin je met je eerste puzzel.
2. Maak de vwo-opdrachten (deze haal je bij mij).
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1

a Daan leest nog elke week de Donald Duck. Hij pakt hem altijd direct uit de brievenbus.
b Onlangs waren we een weekend in België, waar we veel plezier hadden.
c De verjaardag van Olaf viel nogal tegen: bijna niemand kwam opdagen.
d Toen we bij de dierentuin aankwamen, zagen we de giraffen al.
e In Dubai staat de Burj Khalifa, de hoogste toren ter wereld.
f Wat eten jullie vanavond: friet, Chinees of de overgebleven pannenkoeken van gisteren?



Opdracht 2

a Casper wil later luchtvaarttechniek studeren: hij is dol op vliegtuigen.
b Narnia is de lievelingsfilm van Noëmi, maar ze heeft hem slechts één keer gezien.
c Bram zegt tegen Masud: ‘Laat je niet zo kennen als je verliest!’d Naast badminton houdt Jaclyn van de volgende sporten: hockey, atletiek en skaten.
e Als ze voor haar kledingkast staat, vraagt Josefien zich af: wat zal ik vanavond aantrekken?
f Wat betekent ‘ondermijnen’ eigenlijk?

Slide 10 - Tekstslide

C7 §2 Keuze 
Je maakt opdracht 4 of de vwo-opdrachten. Deze haal je bij mij. 

Klaar?
Ga naar cursus 8 en maak een puzzel.

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Vrijdag: 13-09:
C7 §1 opdr. 1, 2, 6 en 7 af (online)
lezen theorie C7 §3 leenwoorden

Maandag 16-09:
C7 §3 m. opdr. 8 + 9 (online)

Slide 12 - Tekstslide