5.2 Wat wordt de prijs?

• Economie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

5.2 Wat wordt de prijs?

Hoofdstuk 5 Wat levert het op?

Wat weten we nog/al?

Wat is een voorbeeld van een marketingmiddel?

1. Een recept voor een maaltijd
2. Een wetenschappelijk artikel
3. Een handleiding voor een apparaat
4. Posters in een bushokje

Wat is een voorbeeld van een abstracte markt?

1. Vismarkt
2. Woningmarkt
3. Weekmarkt
4. Supermarkt

Wat wordt er bedoeld met 'aanbod op de markt'?

1. De vraag naar goederen en diensten.
2. Alles wat consumenten willen kopen.
3. Het totale aantal verkochte producten.
4. Alles wat producenten te koop aanbieden.

Wat gebeurt er wanneer je op zoek bent naar een product?

1. Je zorgt voor aanbod
2. Je zorgt voor overaanbod
3. Je zorgt voor stagnatie
4. Je zorgt voor vraag

Begrippen paragraaf 5.1 

• Marketing
• Markt
• Weekmarkt
• Woningmarkt
• Aanbod
• Vraag

Leerdoelen 5.2

• Je weet wat de inkoopprijs is.
• Je weet wat de brutowinstopslag is.
• Je kunt een verkoopprijs berekenen.
• Je weet wat afzet en omzet is.
• Je kunt de omzet berekenen.

Inkoopprijs

• Als je een eigen winkel hebt, moet je de goederen die je verkoopt eerst zelf inkopen.
• Meestal doe je dat bij een groothandel.
• De prijs die je als winkelier voor de producten betaalt, noem je de inkoopprijs.
• Als winkelier probeer je de producten zo goedkoop mogelijk in te kopen.

Wat is de definitie van inkoopprijs?

1. De verkoopprijs van producten
2. De prijs die een winkelier betaalt voor producten
3. De prijs die een klant betaalt voor producten
4. De prijs die een groothandel vraagt voor producten

Klassikaal vraag 20

Brutowinstopslag

• Naast de inkoopprijs heeft een winkelier ook nog andere kosten.
• Ook wil hij natuurlijk winst maken.
• Daarom rekent hij boven op zijn inkoopprijs nog een bedrag.
• Dit is de brutowinstopslag. Dit noemen we ook wel de brutowinstmarge of brutowinst.
• Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.

Wat is brutowinstopslag?

1. Een bedrag bovenop de inkoopprijs voor winst
2. Een bedrag bovenop de inkoopprijs voor extra kosten
3. Een bedrag dat van de inkoopprijs afgetrokken wordt
4. Een bedrag dat vaststaat en niet verandert

Klassikaal vraag 22

Verkoopprijs

Als winkelier moet je de verkoopprijs kunnen berekenen. Dat doe je door de brutowinstopslag op te tellen bij de inkoopprijs.

Klassikaal vraag 25

Omzet en afzet

• Bij een winkel wordt aan het eind van de dag gekeken hoeveel er verkocht is.
• Het aantal producten dat je verkoopt, noem je de afzet.
• Door verkopen komt er geld binnen. Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door verkoop van producten, noem je de omzet. 

Wat wordt bedoeld met afzet?

1. Het aantal producten dat je verkoopt
2. Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt
3. Het geld dat binnenkomt
4. Het aantal klanten dat de winkel bezoekt

Klassikaal vraag 28

Klassikaal Vraag 31 

Begrippen paragraaf 5.2

• Inkoopprijs
• Brutowinstopslag
• Verkoopprijs
• Afzet
• Omzet

Je kunt nu

• Je weet wat de inkoopprijs is.
  
• Je weet wat de brutowinstopslag is.
  
• Je kunt een verkoopprijs berekenen.
  
• Je weet wat afzet en omzet is.
  
• Je kunt de omzet berekenen.

Aan het werk!

Maken opdrachten 5.2: 18, 20, 22, 23, 25, 26, 28, 30, 31, 33, 34, 35 en 36

Klaar?

Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.

Klaar?  Werk laten zien aan docent.

Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 5.2

Veel goed? -> Maken plusopdrachten 5.2