B2d Chapitre 1

B2d Chapitre 1
Exercice 6, 7a, 8ab
B Lire page 26: exercice 9a, 10abc(d), 11ab, 12ab
Fini? Slimsstampen vocabulaire A
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

B2d Chapitre 1
Exercice 6, 7a, 8ab
B Lire page 26: exercice 9a, 10abc(d), 11ab, 12ab
Fini? Slimsstampen vocabulaire A

Slide 1 - Tekstslide

Jeudi 5 septembre - Chapitre 1
Les devoirs: Exercice 6, 7a, 8ab, exercice 9a, 10abc(d), 11ab, 12ab
Source C - les phrases-clés
Source D - grammaire: le/la/l'/un/une

Les devoirs: apprendre vocabulaire A et B + exercice 16


Slide 2 - Tekstslide

Mercredi 11 septembre
  1. Aantekening: lidwoord
  2. Aantekening: Avoir Blooket
  3. Exercice 30 et 31
  4. Slimstampen vocabulaire A (Quizlet) et B

Les devoirs: leren vocabulaire E + avoir slimstampen


Slide 3 - Tekstslide

Het bepaald lidwoord: de/het  
Le, la, l' of les: le camping (m ev), la plage (v ev), les campings, les plages, l'école (v ev) = de school, l'hôtel = de hotel.
Le en la wordt l' voor een klinker of stomme h.
de/het
m
v
ev
le /l'
la/ l'
mv
les
les

Slide 4 - Tekstslide

Het bepaald lidwoord: de/het  
Le en la wordt l' voor een klinker of stomme h.
l'hôtel
l'appartement
l'élève = de leerling

Slide 5 - Tekstslide

Het onbepaald lidwoord: een  
un [ûn] / une [uun]
un camping = een camping - une plage = een strand  
een
m
v
ev
un
une
mv
des
des

Slide 6 - Tekstslide

Het onregelmatige werkwoord: avoir/hebben
1) ik heb  = j'ai  [zjee]       je = ik --> j' voor klinker of stomme h
2) jij hebt = tu as  [tuu a]
3) hij heeft = il a       zij heeft = elle a
we hebben (spreektaal) / men heeft = on a
4) wij hebben = nous avons  [noezavôn]
5) jullie hebben / u heeft = vous avez    [voezavee]
6) zij hebben = ils ont (m mv)   elles ont (v mv)  [èlzôn]

Slide 7 - Tekstslide

Les devoirs: mercredi 18 septembre
Leren via SlimStampen chapitre 1 (p.52) A en B 
Leren: Bron H avoir = hebben slimstampen p. 49) F-N
Maken ex. 4 et 5 (p.22)

Slide 8 - Tekstslide

Exercices
Source E: exercice 21 a, 22ab
Source F: exercice 23ab, 24ab, 25b, 26ab
Source H: exercice 30ab, 31cdef, 32a
31c: onderstreep de vier vormen van avoir
Fini? Slimstampen chapitre 1


Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoorden
1e persoon ev: ik = je / j'
2e persoon ev: jij = tu
3e persoon ev: hij = il   - zij = elle;  [iel / èl]  men/we = on

4) 1e persoon mv: wij = nous  [noe]
5) 2e persoon mv: jullie / u = vous [voe]
6) 3e persoon mv: zij = il/ elles (v mv)   [iel / èl]

Slide 10 - Tekstslide

Le test: chapitre 1: jeudi 26 septembre
- Page 52 et 53: vocabulaire ABEF
- Page p. 54 Bron C et G je geeft in het Frans antwoord op de Franse vraag. Bijvoorbeeld: Tu habites où? J'habite à Nimègue.
- Page 32 et 33 Lidwoord: le, la, l, les, un, une 
- Page 49: avoir = hebben

Slide 11 - Tekstslide

mercredi 18 septembre
Source A (hw ex 4 et 5): ensemble ex. 5cd
Zelfstandig op de computer: ex. 6, 7
Source B: ex 9, 10abc, 11ab, 12ab
Source D: ex 16abcdef, 17acd
Source F: 23ab, 24abcd, 26ab
Source H: 30abc, 31acdef
Fini? Slimstampen EF

Slide 12 - Tekstslide

mercredi 25 septembre
Source H: exercice 30ab, 31cdef, 32a
Leren stof PW:
- Vocabulaire ABEF (p.52+53)
- Zinnen: p. 54 (in het Frans antwoord geven op Franse vragen)
- cijfers 0-20 p.54 F-N
- Lidwoord en hebben p.55
Slimstampen

Slide 13 - Tekstslide