Paragraaf 4 De waarde van geld

programma
herhaling paragraaf 3
huiswerk paragraaf 3
uitleg en maken huiswerk paragraaf 4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

programma
herhaling paragraaf 3
huiswerk paragraaf 3
uitleg en maken huiswerk paragraaf 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Girale ruil
D
Chartale ruil

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen directe ruil en indirecte ruil?
A
Bij directe ruil betaal je gelijk
B
Bij indirecte ruil gebruik je geld als ruilmiddel en bij directe ruil niet
C
Bij indirecte ruil koop je iets en ontvang je het pas later
D
Bij indirecte ruil krijg je je geld pas later

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn voordelen van indirecte ruil?

Slide 4 - Open vraag

huiswerk paragraaf 3

Slide 5 - Tekstslide

paragraaf 4 De waarde van geld

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de verschillende waarden van geld in praktijksituaties benoemen
Je kunt uitleggen waardoor een waarde kan dalen of stijgen
Je kunt de drie functies van geld onderscheiden
Je kunt omschrijven in welke situaties in het betalingsverkeer je chartaal en giraal geld gebruikt

Slide 7 - Tekstslide

Functies van geld
Ruilmiddel
Spaarmiddel
Rekenmiddel

Slide 8 - Tekstslide

  De waarde van geld

a. nominale waarde: wat op het biljet staat

b. intrinsieke waarde : materiaalwaarde

c.interne waarde: de hoeveelheid goederen en diensten die je in je eigen land kunt kopen.

d. extern waarde: waarde wat een vreeme valuta wil voor betalen


Slide 9 - Tekstslide

intrinsieke waarde hoger dan de nominale waarde

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Wat is het effect van wisselkoersen
stel je ziet dit staan en wilt iets kopen..

$ 1,00 = € 0,8853

Slide 12 - Tekstslide

Twee soorten geld
Chartaal geld
Giraal geld

Slide 13 - Tekstslide

Soorten geld
Geld op de bank waar je via je pinpas mee kunt betalen. Dus niet je geld op een spaarrekening.
(Giraal)
Munten & bankbiljetten

(Chartaal)

Slide 14 - Tekstslide

huiswerk
maken 1,2,3,4,5,7,8,10,11,12

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de verschillende waarden van geld in praktijksituaties benoemen
Je kunt uitleggen waardoor een waarde kan dalen of stijgen
Je kunt de drie functies van geld onderscheiden
Je kunt omschrijven in welke situaties in het betalingsverkeer je chartaal en giraal geld gebruikt

Slide 16 - Tekstslide