Module 6 Grammatica / Spelling

Grammatica 6.2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Grammatica 6.2

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze lessen
  • Je kunt jou / jouw en als / dan goed gebruiken.
  • Je kent het verschil tussen zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden.
  • Je kunt samengestelde zinnen maken.
  • Je kunt voegwoorden op de juiste manier gebruiken.
  • Je kan de zinsdelen benoemen en zinsdeelstrepen zetten.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

delen van een zin
In een zin zitten verschillende zinsdelen. Dat zijn bepaalde stukken uit een zin die je niet uit elkaar kan halen als je de zin door elkaar wilt husselen. Een persoonsvorm en het onderwerp zijn altijd aparte zinsdelen. Voordat je zinsdelen kunt benoemen, moet je de zin altijd eerst ontleden.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Oefenen, oefenen en nog eens oefenen

Nu ga je zelf aan de slag met de werkbladen die je krijgt aangereikt.

Slide 6 - Tekstslide

Jou of Jouw Als of Dan?
jou / u
jouw / uw

Lees de uitleg van beide kwesties nog een keer goed door en maak vervolgens de opdrachten 5 én 6 
(Die zijn belangrijk voor de toets:)

Slide 7 - Tekstslide

  blz. 97
samengestelde zinnen en voegwoorden
We hebben dit allemaal al een keer gehoord, MAAR  we vinden het goed dat u het nog een keer uitlegt.
Maak zelfstandig de opdrachten 8 én 9

Slide 8 - Tekstslide

 blz. 98
Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
Het zelfstandig werkwoord (zww) heb je nodig om de zin te begrijpen.
• Een hulpwerkwoord (hww) kun je weglaten en dan begrijp je de zin nog steeds.
Lees nog een keer de uitleg en maak opdracht 10 

Slide 9 - Tekstslide

Einde van het hoofdstuk 
Dit was het voor zover. 
Nu nog spelling en dan op naar de eerste toets. 

Slide 10 - Tekstslide

6.3 Spelling blz. 99
• de werkwoordspelling toepassen (tt, vt en vd);
• meervouden en samenstellingen van zelfstandige naamwoorden maken;
• de bijvoeglijke naamwoorden juist schrijven;
• hoofdletters juist gebruiken;
• leestekens in zinnen juist gebruiken;
• leestekens in woorden juist gebruiken (trema en koppelteken).

Slide 11 - Tekstslide

werkwoord TT
(vallen) ik val
hij valt
zij valt
(worden) Ik ......?????
hij.......
wij..........

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoord VT
(gooien) ik gooide
hij gooide
wij gooiden
(bloeden) ik ..........???
hij.........
wij...........

Slide 13 - Tekstslide

werkwoord voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, maar ook vaak met be-, ver- of ont-.

k heb gerend. (want rende)
Ik heb gefietst. (want fietste)
Ik heb gepakt. (want pakte)

Slide 14 - Tekstslide

Stoven /het vlees is gestoofd
luisteren -  we hebben geluisterd
reizen - we hebben gereisd
gebruiken - ik heb gebruikt
beloven - zij heeft beloofd
vervelen -  ik heb me verveeld
bonzen-  er wordt gebonsd
bonz = de stam en de z staat  niet in T KoFSCHiP

Slide 15 - Tekstslide

Samenstellingen
https://www.jufmelis.nl/spelling/samenstellingen
Zinnen kun je aan elkaar plakken met een voegwoord. Voegwoorden kom je dus tegen in samengestelde zinnen.
Het voegwoord kan tussen de twee zinnen staan, of aan het begin van de zin.
• Max Verstappen won zondag een prijs en wilde die meteen aan zijn monteurs geven.
• Het was een leuke film, maar hij duurde wel een beetje lang.
Omdat de film zo lang duurde, waren we pas heel laat thuis
 


Slide 16 - Tekstslide

koppelteken 
https://www.braint.nl/taalgids/spelling/koppelteken.html
Koppelteken -
Met een koppelteken verbind je een woord, een letter of een getal met een andere woord. Dit doe je om het woord makkelijker te kunnen lezen. Kijk bijvoorbeeld naar het volgende woord: stage-uren. Zonder een koppelteken moet je drie keer kijken wat er nou eigenlijk staat: stageuren. Meestal is een koppelteken niet nodig en schrijf je samengestelde woorden als één woord, dus aan elkaar.
 

Slide 17 - Tekstslide

wanneer een koppelteken?
  • In samenstellingen met letters, afkortingen en cijfers
v-snaar
tbc-patiënt
  • In samenstellingen die je zonder koppelteken verkeerd kunt lezen (klinkerbotsing).
radio-omroep
auto-onderdelen


Slide 18 - Tekstslide

  • In aardrijkskundige namen die uit twee delen bestaan.
Amsterdam-Oost
Nieuw-Zeeland
  • In samenstellingen die een titel of een rang aanduiden.
luitenant-kolonel
secretaris-generaal

Slide 19 - Tekstslide

  • In woorden met de volgende voorvoegsels: adjunct, aspirant, assistent, bijna, chef, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud
ex-minister
kandidaat-notaris
oud-burgemeester

Slide 20 - Tekstslide

Apostrof
Apostrof en koppelteken
Let op: je schrijft geen koppelteken tussen een afkorting (initiaalwoord) en -er, -en , -tje. Hier gebruik je een apostrof.
WAO'er
sms'en
dvd'tje

Slide 21 - Tekstslide

Meervoudswoorden
https://www.jufmelis.nl/extra/meervoud-znw-beginner

als een woord eindigt op een -e- dan komt er in het meervoud vaak een vaste - s- achteraan.
genres maar ook zeeën 
de -a-, -i-, -o-, -u- en -y- hebben in het meervoud een -'s-
baby's, drama's, accu's

Slide 22 - Tekstslide

Examenhulp grammatica/ spelling
Blz. 230 vind je extra uitleg

Slide 23 - Tekstslide

Maak en leer:
blz. 214 opdr 5
blz. 215 opdr. 6
blz.218 opdr.1
blz. 220 opdr. 5 en 6 (tekst1)
blz. 223 opdr. 8, 9, 10 en 13
blz. 228 opdr. 21


Slide 24 - Tekstslide