Taalblokken H 1 Gesprekken

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Taalblokken Nederlands

Bouwstenen 3F

 Hoofdstuk 1: Tekstsoorten

Gesprekken

Wat weet jij al over het verschil tussen open vragen en gesloten vragen?

Je vertelt een vriend wat er gisteren bij 'Wie is de Mol?' is gebeurd.

Iemand op straat vraagt de weg naar de Action. Je legt uit hoe je er kan komen.

Je staat in de stad voor een goed doel. Je moet abonnees voor het goede doel werven.

Je vertelt je docent waarom je vindt dat je een acht moet krijgen in plaats van een zeven.

Informatie verstrekken

Instructie geven

Een betoog houden

Een betoog houden

Je vertelt je ouders wat je allemaal op school hebt gedaan.

Is het een beschouwing of een uiteenzetting?

1. Beschouwing
2. Uiteenzetting

Je vertelt een vriend over een heftig debat in de Tweede Kamer.

1. Beschouwing
2. Uiteenzetting

Geef voorbeelden van gesloten vragen.

Geef voorbeelden van open vragen.

Controlevraag:

Een controlevraag is bedoeld om erachter te komen of je elkaar goed begrepen hebt. Deze vragen zijn een geschikt middel om een monoloog te vermijden of te doorbreken. Bijvoorbeeld: 'Klopt dat?'.

Suggestieve vragen:

Dit zijn vragen waar (een deel van) het antwoord al in zit. Met deze vragen probeer je je gesprekspartner te beïnvloeden. Deze vragen verraden vaak welk antwoord de vragensteller wil horen. Suggestieve vragen kunnen open of gesloten vragen zijn. Bijvoorbeeld: 'Denk je niet dat dit de beste manier is?' Suggestieve vragen komen vaak voor in gesprekken waarin journalisten op zoek zijn naar nieuws.

Je wilt weten of je elkaar goed begrepen hebt.

1. Open vraag
2. Suggestieve vraag
3. Controlevraag
4. Gesloten vraag

Je wilt de richting van het gesprek bepalen.

1. Open vraag
2. Suggestieve vraag
3. Controlevraag
4. Gesloten vraag

Je wilt je gesprekspartner beïnvloeden.

1. Open vraag
2. Suggestieve vraag
3. Controlevraag
4. Gesloten vraag

Je krijgt de e-mail hiernaast. Je opent je factuur en ziet een kostenpost administratiekosten. Je vraagt je af waarvoor er administratiekosten in rekening worden gebracht. Je belt de klantenservice op om het te vragen.

Welk spreekdoel gebruik je?

1. Betoog houden
2. Informatie verstrekken
3. Instructie geven

Je huisgenoot wil een koelkast kopen op Marktplaats. Ze heeft jou gevraagd haar te vertellen hoe ze dat veilig kan doen. Ze is net verhuisd en heeft later nog meer spullen nodig.

Welk spreekdoel gebruik je?

1. Een betoog houden
2. Informatie verstrekken
3. Instructie geven

Leg uit hoe je veilig kunt kopen op Marktplaats.
Oefen dit in gedachten en typ precies wat je gaat zeggen.

Je mag ook met een medestudent oefenen.

Soorten vragen

Huiswerk

Maak in Taalblokken Bouwstenen 3F

hoofdstuk 1.5 gesprekken