Examentraining Organen en cellen. 4K

Examentraining Organen en cellen

Thema 1:  boek 3kader
4Kader
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Examentraining Organen en cellen

Thema 1:  boek 3kader
4Kader

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit vragen 1/3
Stap 1 Selecteer de vraag.
Ga eerst na welke zin in de tekst de echte vraag is.

Stap 2 Bekijk het opdrachtenwerkwoord.
Opdrachtwerkwoorden zijn leg uit, verklaar, bereken, enzovoort.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit vragen 2/3
Stap 3 Markeer/bekijk de begrippen.
De begrippen zijn bijna altijd woorden die je bij het vak biologie hebt geleerd. Maar het kunnen ook worden zijn die worden beschreven in de tekst bij de vraag.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit vragen 3/3
Stap 4 Omschrijf de gemarkeerde begrippen.
Voor elk begrip gebruik je een nieuwe zin.

Stap 5 Formuleer het antwoord.
De omschrijving van de begrippen
Een verbindingswoord
De uitlegzin

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Instructiewoorden biologie
Noteer
Beschrijf
Leg uit
Verklaar
Geef
Geef aan
Schrijf op

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvragen over:
Levenskenmerken
Deze moet je kunnen noemen en toelichten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle organismen herken je aan levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Waarnemen
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 9 - Sleepvraag

Welk levenskenmerken missen we nog?
Ontwikkeling
Maar deze kan ook samen genoemd worden met het kenmerk 'groei'. 

In de afbeelding zie je twee huidmondjes van een plant.
Huidmondjes spelen een rol bij de gaswisseling.
Gaswisseling is een vorm van stofwisseling. Stofwisseling is net als ademhaling een levenskenmerk.

Noem een ander levenskenmerk van planten.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

9 Levenskenmerken (alle organismen)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe pak je zo'n vraag aan?
Welke begrippen zie je in de vraag staan?
Welke andere processen of activiteiten zie je bij planten die essentieel zijn voor hun overleving, naast gaswisseling en ademhaling? Denk aan wat een plant nodig heeft om te groeien en zich voort te planten.

(9 levenskenmerken van organismen: bewegen, waarnemen, reageren, voortplanten, groeien, ontwikkelen, eten/voeden, ademhalen, uitscheiden)
Antwoord: Eén van de volgende levenskenmerken:
groei / voortplanting / reageren op prikkels / uitscheiding / voeding

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filariasis is de ziekte die het gevolg is van een besmetting met een tropische worm die door muggen kan worden verspreid. Als zo'n mug je prikt, komen de wormen in je bloedbaan. De wormen bewegen vervolgens naar de lymfevaten. In deze lymfevaten leven de wormen dan ongeveer vijf jaar en produceren ze miljoenen eitjes.
Organismen vertonen levenskenmerken.

Noteer een levenskenmerk dat in de informatie wordt genoemd.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

a
Hoe pak je zo'n vraag aan?
Welke begrippen zie je in de vraag staan?
Welke levenskenmerken van organismen ken je al? 
Kun je nadenken over hoe deze kenmerken zich uiten in de dagelijkse activiteiten of processen van een organisme?

(9 levenskenmerken van organismen: bewegen, waarnemen, reageren, voortplanten, groeien, ontwikkelen, eten/voeden, ademhalen, uitscheiden)
Antwoord: Reageren op prikkels / bewegen / voortplanting

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvragen over:
Cellen
Delen waaruit een cel is opgebouwd en van deze delen de functies kunnen beschrijven

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de onderdelen van de plantaardige cel naar de goede plek. 
vacuole
cel wand
celplasma
celmembraan
bladgroenkorrel

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Coen heeft last van een urineweginfectie. De infectie wordt veroorzaakt door een schimmel.

Welke van de tekeningen stelt een cel voor die de urineweginfectie veroorzaakt?
A
A
B
B
C
C

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel
Plantencel

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Coen heeft last van een urineweginfectie. De infectie wordt veroorzaakt door een schimmel.


Welke van de tekeningen stelt een cel voor die de urineweginfectie veroorzaakt?

Hoe pak je zo'n vraag aan?
Welke begrip(pen) zie je staan?
Wat weet je al over de structuur van schimmels?
Hoe zien schimmels eruit?
Welke kenmerken zou een schimmel kunnen hebben die het 
onderscheidt van de andere cellen?

Antwoord B. (je ziet: celwand, celmembraan, celkern, vacuole
maar GEEN bladgroenkorrels. DUS schimmelcel)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende cellen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een stukje van een natte keutel van een konijn wordt bekeken door een microscoop. Er zijn onder andere cellen te zien met een celwand en een celkern.
Kunnen deze cellen bacteriën zijn? Leg je antwoord uit.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een stukje van een natte keutel van een konijn wordt bekeken door een microscoop. Er zijn onder andere cellen te zien met een celwand en een celkern.
Kunnen deze cellen bacteriën zijn? Leg je antwoord uit.
Hoe pak je zo'n vraag aan?
Welke begrippen zie je?  
Wat weet je over de structuur van bacteriën?

Hebben ze een celwand en een celkern,
of is er iets anders dat hen onderscheidt van 
andere cellen?
Denk na over hoe deze kenmerken zich verhouden
tot wat je door de microscoop ziet.

Antwoord: Nee, want een bacterie heeft geen celkern

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende cellen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvragen over:
Weefsels, organen en orgaanstelsels

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Josje doet een practicum bij biologie. Met een wattenstaafje gaat ze langs de binnenkant van haar wang. Cellen van haar wangslijmvlies blijven aan het wattenstaafje plakken. Josje maakt van deze cellen een preparaat en voegt een beetje kleurstof toe. Daarna bekijkt ze het preparaat door de microscoop. De cellen van het wangslijmvlies behoren tot één weefsel.
Geef een kenmerk van cellen die tot één weefsel behoren

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Weefsel
Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je het begrip weefsel kennen.

Groep cellen met dezelfde vorm en functie

Antwoord: De cellen hebben dezelfde vorm/bouw
OF De cellen hebben dezelfde functie

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In kogelvissen zit een gifstof. De gifstof zit vooral in de eierstokken, in de lever en in de huid. Deze stof is afkomstig van bacteriën die in de darmen van de kogelvis leven. De gifstof komt voor in verschillende organen.
Geef bij elk orgaan aan tot welk orgaanstelsel dit behoort.
eierstokken
lever

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Orgaanstelsels
Antwoord vraag kogelvis: 
Eierstokken: voortplantingsstelsel
Lever: verteringsstelsel/uitscheidingsstelsel


Organen die samenwerken aan een bepaalde functie, vormen een orgaanstelsel.

Voorbeelden van orgaanstelsels:

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens het koken raakt Anne per ongeluk een hete pan aan. Als reactie trekt ze onbewust haar hand terug. Ze heeft een rode plek op de bovenste laag van haar huid gekregen. Op de afbeelding is de samenwerking van 3 orgaanstelsels te zien.
Noem deze orgaanstelsels en leg deze samenwerking uit.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke begrippen zie je?
Welke orgaanstelsel denk je dat betrokken zijn bij de reactie?
Denk na over hoe het lichaam reageert en welke processen daarbij een rol spelen.

Antwoord:
Namen van de orgaanstelsels:

Zintuigstelsel, zenuwstelsel en spierstelsel
De pijn wordt waargenomen door het zintuigstelsel en dit signaal wordt doorgegeven aan het zenuwstelsel, waarna het zenuwstelsel het spierstelsel activeert om de hand terug te trekken

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Ga naar:
eindexamensite.nl
inloggen met je school e-mail
Code groep: DABEL
Code examentraining: IVE49

Klaar met alle opgaven? 2 examens code: VPU12

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies