Week 3 tussenletters - koppelteken - met of zonder n

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
We gaan de komende weken aan de slag met Taalverzorging (zie studiewijzer in Magister).
De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • Tussenletters in samenstellingen
  • Koppelteken en trema
  • Met of zonder n?



Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 
De komende week werken we aan de volgende leerdoelen: 

  • Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletter spellen.

  • Ik kan een koppelteken en trema op de juiste manier gebruiken. 

  • Ik weet in welke situaties ik een n moet toevoegen aan het woord. 

Slide 4 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?


Ga zelfstandig aan de slag met de opdracht.

Klaar?
  • Checken in duo's 

Slide 6 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Wanneer gebruik je de tussenletter -en?

Als het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en.

  • hond+hok
hond, honden
meervoud eerste zelfstandig naamwoord op -en
= hondenhok

  • bejaarde+flat
bejaarde, bejaarden
meervoud eerste woord op -en
= bejaardenflat

Slide 7 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Let op: gebruik geen  -en als het eerste woord: 

  • een meervoud heeft op -s 
    voorbeeld: asperge + soep
    meervoud van asperge = asperges (eindigt op -s)
    = aspergesoep. 
  • een meervoud heeft op -s en en 
    voorbeeld: groente+ soep
    meervoud van groente = groentes of groenten
    = groentesoep
  • iets waar maar 1 van is, zoals de zon of de maan 
    voorbeeld: maneschijn, zonnesteek 
  • iets een versterkende betekenis heeft
    voorbeeld: beresterk - apetrots 





Slide 8 - Tekstslide

Tussenletters in samenstellingen
Voor het gebruik van de tussenletter -s moet je goed luisteren naar de samenstellingen.

  • Je schrijft de tussenletter -s dus op wanneer je hem hoort.
visser + boot = vissersboot
stad + verkeer -> stadsverkeer 

  • Soms begint het tweede woord van de samenstelling al met een -s.
Vervang het deel van de samenstelling dan om te ontdekken of de tussenletter -s gebruikt moet worden. 
varken + snuit -> ?
varken + vlees -> varkensvlees
dus varken + snuit = varkenssnuit 


Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je nog?

Kijk nog eens naar jouw antwoorden. Zou, na de uitleg, weer dezelfde antwoorden geven?

Klaar?
  • Checken in duo's 

Slide 10 - Tekstslide


Ben je klaar? Ga lezen of aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.
overleggen op fluisterniveau
Wil je extra uitleg 
of oefenen? 
Kom bij mij langs.

Slide 11 - Tekstslide

Afsluiting
We werken aan het volgende leerdoel:

  • Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletter spellen.

Slide 12 - Tekstslide

Koppelteken 

Slide 13 - Tekstslide

Koppelteken 
Wanneer je een samenstelling verkeerd kunt lezen, gebruik je een koppelteken.

Bijvoorbeeld: jojo-effect

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een koppelteken?
  1. Om een klinkerbotsing te voorkomen: auto-ongeluk / lente - ui 

  2. Aardrijkskundige namen: Noord-Amerika / Zuid-Afrika / Nieuw-Zeelander

  3. Bij afkortingen en getallen: hbo-master / €-teken / 60-plusser / IQ-test 

  4. Bij niet, oud of ex: niet-roker / oud-collega / ex-vriend

  5. Bij vaste combinaties: woon-werkverkeer / huis-aan-huisblad / mond-tot-mondreclame

  6. Bij een functie: assistent-bedrijfsleider 

Slide 15 - Tekstslide

TREMA
Lesdoel: Je herkent een trema  in een zin. 

Lesdoel: Je gebruikt een trema volgens de spellingsregels. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een trema?

Een trema is een teken waarmee je verwarring over de uitspraak voorkomt. Je gebruikt het als er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl ze in twee verschillende lettergrepen staan.

Bijvoorbeeld: kijk naar het woord efficiënt. Zonder trema zou je ie als één 
i-klank uitspreken.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe gebruik je een trema?
In het meervoud van zelfstandig naamwoorden die eindigen op een
 -ee of -ie: bacteriën , ideeën, reeën, categorieën. 


Als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen: 
ruïne, beïnvloeden, havoër 




Slide 18 - Tekstslide


Ben je klaar? Ga lezen of aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.
overleggen op fluisterniveau
Wil je extra uitleg 
of oefenen? 
Kom bij mij langs.

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting
We werken aan het volgende leerdoel:

  • Ik kan een koppelteken en trema op de juiste manier gebruiken.

Slide 20 - Tekstslide

Met of zonder n?

Slide 21 - Tekstslide

Met of zonder n?

Als telwoorden zelfstandig in de zin staat (zonder zelfstandig naamwoord) 

  • In de snackbar stonden velen te wachten. 
  • Enkelen gingen weg, omdat het te druk was.
  • Sommigen bleven wachten, want ze hadden zin in patat. 


Slide 22 - Tekstslide

Geen tussen n
Telwoorden waar wel een zelfstandig naamwoord achter staat:
Enkele personen ging weg, omdat het te druk was.
Sommige mensen bleven wachten...

Zelfstandig naamwoorden die gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoorden:
Voorbeeld: Als jongere kun je eenzamen ouderen helpen. 

Slide 23 - Tekstslide


Ben je klaar? Ga lezen of aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.
overleggen op fluisterniveau
Wil je extra uitleg 
of oefenen? 
Kom bij mij langs.

Slide 24 - Tekstslide

Afsluiting
We werken aan het volgende leerdoel:

  • Ik weet in welke situaties ik een n moet toevoegen aan het woord. 


Slide 25 - Tekstslide