H2 - deel 1 - Verwijswoorden (persoonlijk, bezittelijk)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 2

Verwijswoorden

Doelen

Ik weet wat verwijswoorden zijn.

Ik kan verwijswoorden schrijven bij 

- persoonlijke voornaamwoorden

- bezittelijke voornaamwoorden

Verwijswoorden

Verwijswoorden kun je gebruiken in plaats van een woord voor

- persoon

- ding

- plaats

- tijd

verwijswoorden

Persoonlijk voornaamwoord

Een woord dat verwijst naar een 

- persoon

- ding

Samen het uitlegblad bekijken

1. Laatst reden mijn man en ______ over de snelweg.

2. _________ waren bij mijn schoonvader geweest.

3. ________ woont in een verzorgingshuis en is altijd blij met bezoek.

4. De kinderen zaten achter in de auto. _________ zaten te lezen.

5. Het was een beetje raar weer: __________ had net geregend, dus de weg was nat.

6. Maar de zon scheen ook en ________ stond erg laag.

7. _______ scheen ook op de natte weg.

Bezittelijk voornaamwoord

Geeft het bezit van een persoon aan.

Samen het uitlegblad bekijken

1. Even een mailtje van _______ klasgenote Marina. (jij/je/u/uw)

2. Misschien had _______ al gemerkt dat ________ boek weg was.
(jouw / jullie / jou / je)
Vul in : ...../.....

3. ___ heb per ongeluk _____ boek in _____ tas gestopt.
(jij / jouw / ik / mijn)

Vul in : ...../...../.....

Ik weet wat verwijswoorden zijn.

0100

Ik kan de juiste verwijswoorden gebruiken.

0100