De hoofdpersoon heet ook Jeroen Brouwers en heeft van zijn tweede tot zijn vijfde, drie jaar lang, met zijn grootmoeder, moeder en zus in het Jappenkamp Tjideng gezeten. Het was een vrouwenkamp, maar was ook bedoeld voor jongetjes onder de tien jaar. Destijds heeft hij, 'egoïstische levenslustige kleuter', helemaal niet geleden door alle vreselijke dingen die daar gebeurden. Aanvankelijk is zijn moeder de perfecte vrouw en houdt hij van haar. Het ideaalbeeld dat hij van zijn moeder heeft, houdt stand totdat zij door de Japanners wordt mishandeld: 'mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te houden'. Hij krijgt vervolgens een hekel aan haar. Zijn verdere leven (de rest van het boek) is hij op zoek naar een moederfiguur.