chapitre 3 klas2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

programme d'aujourd'hui 

 

Traduis les mots suivants en Néerlandais :
1. les chaussures
2. bientôt
3. On y va!

Traduis les mots suivants en français:
1. de geschiedenis
2. voor ( plaats)
3. de gympen
4. dragen

traduis:
1. on va en ville ce weekend?
2. Tu fais quelle taille?
3. il coute combien?

Exemple : comment tu trouves ce jean?

Il est beau.

Schrijf 3 vragen. Utilise/gebruik :ce, cet, cette, ces

Schrijf de vraag en geef antwoord

Ecris une question et donne la réponse

Ecris une question et donne la réponse

Vertaal de volgende woorden:
1. décider
2. possible
3. le supermarché
4. le mois
5. finir

Vertaal naar het Frans:
1. de appel
2. boodschappen doen
3. een beetje
4. samen

Qu'est - ce que tu veux acheter?

1. wat kan jij kopen?
2. wat wil je kopen?
3. wat koop jij vandaag?
4. wil jij iets kopen?

Je cherche un cadeau pour Lucas

1. Ik zoek een cadeau voor Lucas
2. ik wil een cadeau aan Lucas geven
3. Ik geef een cadeau aan Lucas
4. ik neem een cadeau voor Lucas

Choisis le bon mot:
Elle porte une jupe à la mode/ l'exemple.

choisis le bon mot"
- Il porte une chemise ça dépend/ grise

Traduis et complète les phrases: eigen, een hoed, rok
1. Rose ne porte pas de ...., elle préfère les jeans.
2. Elle dit toujours "j'ai mon ....... style'
3. Elle n'aime pas les casquettes , elle préfère porter ....

Bron H:les verbes pouvoir et vouloir 

Écris une invitation d'environ 30 mots à tes ami(e)s sur Whats App. Utilise les verbes vouloir et pouvoir.Écris le jour . l'endroit (plek), l'heure et les activités.

Schrijf een tekst waar je de volgende punten gaat verwerken:
1. Vertel wat je graag wilt kopen
2. Hoeveel kost het ?
3. Welke maat heb je?
4. Vertel nog iets erover

Schrijf de volgende tekst waar je de volgende punten gaat verwerken:
1. Vertel dat je een cadeautje voor je vriend ( in) gaat kopen.
2. Vertel dat waar hij/ zij van houdt.
3. Vertel waar hij/ zij van houdt om te dragen.
4. Vertel naar welke winkel je gaat