industrie en diensten

landbouw, industrie en diensten
In deze les leer je dat je beroepen in drie groepen kunt delen. Je leert een aantal begrippen hierover en je leert meer over de verschillen tussen rijke en arme landen en vroeger en nu. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

landbouw, industrie en diensten
In deze les leer je dat je beroepen in drie groepen kunt delen. Je leert een aantal begrippen hierover en je leert meer over de verschillen tussen rijke en arme landen en vroeger en nu. 

Slide 1 - Tekstslide

Eerste groep
Primaire sector
Mensen die een beroep hebben waarbij ze voedsel direct uit de natuur halen, zoals fruittelers, boeren en vissers. Ook bedrijven die steenkool, olie, aardgas uit de grond halen of zand, klei en grind uit de rivier. 

(hierna volgt het filmpje. Soms zal het wat te moeilijk zijn, maar het laat wel goed de vier onderdelen zien. Je hoeft dus niet alles te onthouden (of begrijpen)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Tweede groep
Secundaire sector
Mensen die iets maken van de producten uit de eerste groep. Hierbij horen vooral alle fabrieken. Dit noem je ook wel de industrie. Ook mensen die iets buiten de fabrieken maken horen hierbij.  Denk bijvoorbeeld aan de bakkers, bouwvakkers en meubelmakers. 

Slide 4 - Tekstslide

Derde groep
Tertiaire sector
Mensen die diensten aanbieden. Diensten: Producten Vervoeren,producten Verkopen, Voor een ander iets doen (de drie V's). Het zijn mensen die niet iets maken dat je vast kunt houden. Hierbij horen leraren, artsen, advocaten, vrachtwagenchauffeurs, reclamemakers, winkelpersoneel, ict'ers, enzovoort.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

In welke sector wordt in Nederland het meest gewerkt?
A
Primaire sector (eerste groep)
B
secundaire sector (tweede groep)
C
Tertiaire sector (derde groep)

Slide 7 - Quizvraag

Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
boer
juf
chirurg
slager
buschauffeur
Rozenkweker
directeur schoenenfabriek
directeur basisschool
kledingmaker

Slide 8 - Sleepvraag

Verdeling in Nederland

Slide 9 - Tekstslide

Rijke en arme landen
In rijke landen, zoals Nederland, werken de meeste mensen in de tertiaire sector (dienstensector). In arme landen werken de meeste mensen in de eerste tweede groepen. Ze besteden al hun tijd aan het verbouwen van voesel of werken lange dagen in fabrieken om geld te verdienen voor voedsel. Daarom moeten ook veel kinderen werken (kinderarbeid). Veel producten die in de fabrieken in arme landen gemaakt worden, worden verkocht in rijke landen. In de arme landen kunnen de mensen deze producten niet betalen. 

Slide 10 - Tekstslide

Waarom worden bijvoorbeeld spijkerbroeken vaak in China gemaakt?
A
De lonen zijn veel lager in china. (de mensen krijgen minder geld)
B
Daar willen de kinderen graag werken in de fabriek
C
in de rijke landen is er niet zoveel plaats voor deze fabrieken
D
In de rijkere landen kunnen ze niet zo goed een spijkerbroek maken.

Slide 11 - Quizvraag

Vroeger en nu
Vroeger werkten de meeste mensen in de landbouw, in de eerste groep. Het belangrijkste was toen dat de mensen te eten hadden. Daarna werden machines uitgevonden en werkte een groot deel van de mensen in de industrie, in de tweede groep. Doordat iedereen steeds meer ging verdienen, konden ze meer kopen. En hoe meer mensen kunnen kopen, hoe meer diensten ze nodig hebben. Van de mensen in de derde groep. 
Er heeft dus een verschuivin plaatsgevonden van het soort werk dat mensen doen. Die verschuiving gaat nog steeds door. Een goed voorbeeld zijn boeren. Normaal zitten ze in de eerste groep, maar ze hebben steeds mer problemen om genoeg geld te verdienen. Daarom zoeken ze andere manieren om aan geld te komen. Dat doen ze door diensten aan te bieden en dus in de derde groep te gaan werken. 

Slide 12 - Tekstslide

Je mag het antwoord op deze vraag hierna intypen 

Slide 13 - Tekstslide


Slide 14 - Open vraag

Opdracht
Groep 6: Maak bladzijde 10 van het blokboek. Gebruik hierbij ook blz 6 en 7 van de atlas. Kijk dit zelf na!
Maak ook de opdracht bovenaan bladzijde 11. Deze lever je in. 


Slide 15 - Tekstslide