nn6 TL3 hfd 3 Lezen verbanden en signaalwoorden

Hfd. 3 Lezen
Verbanden en signaalwoorden 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hfd. 3 Lezen
Verbanden en signaalwoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Even checken...
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 2 - Woordweb

Doelen van deze les
  1. Je weet wat het woord tekstverband betekent.
  2. Je weet wat het woord signaalwoord betekent.
  3. Je kunt in een tekst enkele signaalwoorden aanwijzen.
  4. Je herkent tekstverbanden door het gebruik van signaalwoorden.  

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden en verbanden - theorie

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Checken of je de uitleg hebt begrepen

Op de volgende dia's zie je vragen over de theorie en vragen 
waarbij je de theorie moet toepassen.
Beantwoord de vragen zo goed mogelijk.
De resultaten van je LessonUp worden gecheckt. 

Slide 7 - Tekstslide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 12
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 8 - Quizvraag


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 12
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 9 - Quizvraag


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 3 van 12
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 4 van 12
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 11 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 5 van 12
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 6 van 12
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 13 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 7 van 12
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 14 - Quizvraag


 lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 15 - Tekstslide


Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
 Vraag 8 van 12
A
volgorde van tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 16 - Quizvraag


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
 Vraag 9 van 13
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 17 - Quizvraag


Lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 18 - Tekstslide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
 Vraag 10 van 13

Slide 19 - Open vraag


Welk verband geeft het woord 'omdat' aan?
 Vraag 11 van 13
A
reden
B
toelichting
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag


Lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 21 - Tekstslide

 Vraag 12 van 13
Wel signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 22 - Sleepvraag

 Vraag 13 van 13
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 23 - Sleepvraag


1. Leg in eigen woorden uit wat 'tekstverband' betekent.
2. Leg in eigen woorden uit wat de functie is van een signaalwoord
3. Kun jij in een random tekst een aantal signaalwoorden aanwijzen?
4. Herken jij verschillende tekstverbanden door het gebruik van signaalwoorden?
Hieronder staan de vier doelen van deze les in een vragende vorm. 
Geef zo correct mogelijk antwoord op de vragen. 
Heb je de lesdoelen behaald?

Slide 24 - Open vraag

Welke vragen/opmerkingen heb je nog over de lesstof?

Slide 25 - Open vraag

Huiswerk:
Hfd. 3 Lezen: 2 en 4. 

Slide 26 - Tekstslide