Par. 4.1 De pruikentijd

Leerdoelen opschrijven
3. Hoe zorgde de Verlichting voor een andere manier van denken?
4. Welke kritiek was er op de samenleving?

Klaar? Lees "De Verlichting" op blz. 69 in het boekj. 
timer
3:00
Vorige les:
1. Hoe ging het met de Nederlandse economie in de 18de eeuw?
2. Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk in de 18de eeuw?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen opschrijven
3. Hoe zorgde de Verlichting voor een andere manier van denken?
4. Welke kritiek was er op de samenleving?

Klaar? Lees "De Verlichting" op blz. 69 in het boekj. 
timer
3:00
Vorige les:
1. Hoe ging het met de Nederlandse economie in de 18de eeuw?
2. Welke sociale verhoudingen waren er in Frankrijk in de 18de eeuw?

Slide 1 - Tekstslide

4. Pruiken en revoluties
4.1 De pruikentijd
Tijdvak 7
Pruiken waren de mode tussen 1700 en 1800

Slide 2 - Tekstslide

Studiewijzer
26/01: TWT bespreken + Par. 4.1 De pruikentijd
31/01: Par. 4.1 De pruikentijd
02/02: Par. 4.2 Revolutie in Amerika
07/02: Par. 4.2 Revolutie in Amerika
09/02: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
14/02: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
16/02: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
21/02: SO §4.1 t/m 4.3 (blz. 75) 
23/02:  - 
Voorjaarsvakantie

TOETSWEEK P3
H4

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
1. Uitleg par. 4.1
2. Opdrachten maken en bespreken
3. Afsluiten

Slide 4 - Tekstslide

Bijeenkomsten in de salons

Ideeën van Voltaire en
Rousseau discussieren

Slide 5 - Tekstslide

1. De Nederlandse economie (1)
Door de Gouden Eeuw zijn er in de 18e eeuw veel rijke handelen in Nederland.

Toch gaat de economie heel erg achteruit: de nijverheid gaat slechter en de VOC maakt steeds minder winst.

Werkloosheid en armoede nam toe.

Geldbanken doen het wel goed: rijke mensen lenen geld aan de bank tegen een rente.

Slide 6 - Tekstslide

De Nederlandse economie (2)
Regenten (bestuurders), kooplieden en handelaren waren rijk. 

Woonden in grote grachtenpanden  in Amsterdam of in grote buitenhuizen (langs de Vecht). 

Amsterdam was nog steeds het financiële centrum van Europa: waar ondernemers en overheden van heel Europa geld leenden.

Slide 7 - Tekstslide

1700: Nederland verloor zijn economische voorsprong

  • Opkomst van Groot-Brittannië.
 
  • Handel en nijverheid bloeidde in Frankrijk. 
Maar er waren ook veel problemen in Frankrijk...

Slide 8 - Tekstslide

De drie standen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren
Elke groep heette  een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is. 

Slide 9 - Tekstslide

De standenmaatschappij
De standenmaatschappij was oneerlijk. Eerste twee standen hadden privileges (voorrechten)

Slide 10 - Tekstslide

De eerste stand: de geestelijkheid. 
Tweede stand: adel
Eerste en de tweede stand hadden privileges:
  • (bijna) geen belasting betalen
  •  eigen rechtbank
  •  adel en geestelijkheid bezaten grond.

Slide 11 - Tekstslide

De derde stand
Boeren in het platteland en de burgers in de steden. 

  • De burgers in de steden: sommige waren rijk, intellectuelen, hadden kritiek op de standenmaatschappij.
 Betaalde belasting, maar mochten niet meeregeren!

  • Boeren: moesten pach betalen en allerlei andere kosten voor hun heer. 

Slide 12 - Tekstslide

Problemen...
  • Indirecte belastingen: belasting die wordt betaald door aankoop van producten
  • Als de belastingen werden verhoogd moesten boeren dat betalen. 
  • Rijke burgers konden wel belasting betalen, maar wilden daarvoor graag inspraak in het bestuur. 

Kortom: 3de stand betaalde alle beslasting maar werden steeds armer.

Ontevredenheid overheerst!

Slide 13 - Tekstslide

Leg de afbeelding uit

Wie zie je?

Wat is de boodschap van de maker?

Slide 14 - Tekstslide

Vorige les...
De handel bloeit in de havens van Frankrijk.

Maar: er is ook grote armoede onder boeren en arbeiders
Standenmaatschappijmaatschappij waarin de bevolking is verdeeld in standen met eigen rechten en plichten.

1e en 2e stand hebben meer privileges:
- Ze betalen minder belasting
- Boeren met pacht betalen aan hun heer




Slide 15 - Tekstslide

De Verlichting
Beweging van mensen die vinden dat met het verstand (de rede) alles kan worden verklaard en dat de maatschappij op het verstand gebaseerd moet zijn. 

Door rationeel te denken zou de wereld beter en gelukkiger worden. 

Ontstond in de 18e eeuw in de westerse landen. 

Slide 16 - Tekstslide

In wat geloven de aanhangers van de verlichting (verlichte denkers)? (1)


  • Armoede en ellende het gevolg waren van domheid en onwetendheid. 

Diderot en d'Alembert: Encyclopédie vanaf 1751. 
 

Slide 17 - Tekstslide

In wat geloven de aanhangers van de verlichting (verlichte denkers)? (2)
  • Godsdienst is niet iets wat je kan bewijzen, daarom moeten mensen uit verschillende geloven verdraagzaam tegenover elkaar zijn. 
  •  God grijpt niet rechtstreeks in het leven van de mens. Alles is een gevolg van menselijk handelen en natuurwetten. 
  • Andere mensen geloofden helemaal niet meer in een god. Zij werden atheïst

Slide 18 - Tekstslide

Voltaire
  • De aanstichter van de de Franse Revolutie.
  • Voor vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. 
  • God had de wereld geschappen, maar bemoeide zich er verder niet meer mee. 

  • "Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.

Slide 19 - Tekstslide

Kritiek
De gedachte dat mensen met hun verstand (de ratio) alles konden begrijpen en verklaren leidde tot kritiek op de standenmaatschappij.
 
Alle mensen waren van nature gelijk!

Slide 20 - Tekstslide

Verlichters denkers willen gelijke rechten. 
  • Mensenrechten: rechten die voor iedereen gelden, bijv. vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. 
  • Rechtsstaat: een staat waarin de wet voor iedereen gelijk is en iedereen, ook de koning, aan de wet  moet houden. 
  • Grondwet: papier waar staat hoe het land werd geregeerd en de rechten van de burgers zijn.

Slide 21 - Tekstslide

John Locke
Volkssoevereiniteit: vorsten en regeringen krijgen hun macht niet van God, maar van het volk!

Als de koning of regering hun macht misbruiken of ongeschift zijn, mag het volk ze afzetten en een andere aanwijzen. 

Slide 22 - Tekstslide

Lodewijk XIV
Lodewijk XVI

Slide 23 - Tekstslide

Montesquieu: Trias Politica
(driemachtenleer)

Slide 24 - Tekstslide

Verlicht absolutisme
Uitvoeren van aantal ideeën uit de Verlichting.

Bijv.: Catharine de Grote (Rusland)
Frederik de Grote (Pruisen)

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten maken en bespreken
Werkboekje, par. 4.1, vanaf blz. 91 opdrachten:
1c, 2a, 2b, 4, 6 en 9. 
Zelfstandig. 

Klaar? Geef antwoord op de leerdoelen!
timer
15:00

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen antwoorden
3. Hoe zorgde de Verlichting voor een andere manier van denken?
4. Welke kritiek was er op de samenleving?

timer
2:00

Slide 27 - Tekstslide

Wat heb je vandaag gedaan en geleerd?

Slide 28 - Tekstslide