VEI 1.1 Organismen indelen 2021 2022

Judith
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Judith

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag antwoord op de volgende vragen:
  • Waaraan herken je een levend wezen?
  • Hoe deel je organismen in?
  • Hoe zoek je de naam van een organisme op?
  • Waarom hebben organismen Latijnse namen?

Slide 2 - Tekstslide

Boek 3           Hoofdstuk 1

Slide 3 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Waaraan herken je levende wezens?
  • Organisme is een levend wezen
    - bacterie, schimmel, plant, dier

  • Zes levenskenmerken:
    - Voeden                                                 - Groeien
    - Ademen                                                - Stoffen afgeven (uitscheiding)
    - Reageren op prikkels (waarnemen)     - Voortplanten

  • Soort: Als organismen samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
    - vruchtbaar betekend dat de nakomelingen zich ook weer voort kunnen planten.
 

Slide 4 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen

  • Ordening: organismen indelen in groepen
    - eerste indeling: kijk biologen naar de cellen
      van de organismen.
    - cellen zijn kleinste bouwstenen van een organisme
    - er zijn vier verschillende soorten cellen
  • Ordening van organismen in vier rijken
    (aan de hand van de 4 soorten cellen)
    - Plantenrijk                  - Dierenrijk
    - Schimmelrijk              - Bacterierijk



Slide 5 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Het dierenrijk bestaat uit 8 groepen:

  1. Eencellige dieren (bestaan uit één cel, leven in water, bijv. pantoffeldiertje)
  2. Sponzen (skelet van naalden, leven in zee op de bodem, bijv. buisspons)
  3. Holtedieren (geen skelet, tentakels, leven in zee, bijv. kwallen)
  4. Stekelhuidigen (knobbels of stekels op huid, leven in zee, bijv. zeester)
  5. Wormen (geen skelet, lichaam lang en dun, bijv. regenworm)
  6. Weekdieren (zacht lichaam, vaak huisje of schelp, bijv. slak of mossel)
  7. Geleedpotigen (exoskelet, lijf en poten bestaan uit meerdere delen, bijv. spin)
  8. Gewervelde dieren (inwendig skelet met wervelkolom, bijv. koe)
     Gewervelden worden weer onderverdeeld in 5 groepen!

Slide 6 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Indelen gewervelden: 5 groepen

  1. Vissen
  2. Amfibieën
  3. Reptielen
  4. Vogels
  5. Zoogdieren 

Slide 7 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Hoe zoek je de naam van een organisme op? (Blz. 12)


  • Determineren: Opzoeken van een naam, indelen van organisme
    - Bestudeer de kenmerken: iets waaraan je een organisme herkent
    - Bijv. vorm lichaam, soort huid, aantal poten, etc.
    - Gebruik een zoekkaart of een determinatietabel
    - Flora voor planten




Slide 8 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
Waarom hebben organismen Latijnse namen?

  • Carl Linnaeus (23 mei 1707 – 10 januari 1778)
    - bedenker van de huidige ordening van organismen
    - benaming in het Latijn zodat onderzoekers over de hele wereld
      deze manier van ordenen gebruiken en begrijpen
  • Wetenschappelijke naam organisme is dubbele benaming in het Latijn
    - eerste naam is geslachtsnaam, begint met een hoofdletter
    - tweede naam is soortaanduiding, begint met kleine letter

    - wetenschappelijk naam wordt schuin geschreven/getypt
    - voorbeeld: Panthera leo

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de naam van deze plant?

Gebruik blz. 12 in LB
A
Brandnetel
B
Duizendblad
C
Grote Weegbree
D
Berenklauw

Slide 10 - Quizvraag

1.1 Organismen indelen
Voorbeeld ordening panter

 

Kenmerken:
cel
wervelkolom
baarmoeder
gebit
poten/nagels

Slide 11 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
  • Wat? Maken 1.1 in Noordhoff (Kader in werkboek)
  • Hoe? Blz. 9 t/m 12 tekstboek gebruiken
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst?  Niet af? Dan huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dik gedrukte woorden maken (lijst)

Slide 12 - Tekstslide

1.1 Organismen indelen
  • Wat? Maken 1.1 – Opdracht 11 t/m 19
  • Hoe? Blz. 12 t/m 16
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 11 t/m 19 is af. Niet af? Dan huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 13 - Tekstslide