In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
NEDERLANDS
Slide 1 - Tekstslide
Woordenschat
ONBEKENDE WOORDEN BEGRIJPEN
1.1 Betekenis afleiden uit de tekst
Slide 2 - Tekstslide
www.cambiumned.nl
Slide 3 - Link
Wat is het niveau dat je behaald hebt?
1FMinder dan 11 goed
2F
11-12 goed
3F13-14 goed
Hoger dan 3F15 goed
Slide 4 - Poll
Uitleg woordenschat
1. Wat betekent woordenschat?
2. Waarom is dit belangrijk?
Slide 5 - Tekstslide
Doel
Aan het einde van de les kun je de betekenis van een onbekend woord afleiden uit de tekst waarin dit woord wordt gebruikt.
Slide 6 - Tekstslide
THEORIE
Soms begrijp je niet goed wat een woord betekent. Stop dan niet met lezen!
Lees de volgende tips om de betekenis van het woord te vinden in een tekst.
Slide 7 - Tekstslide
THEORIE
Tip 1
Zoek een woord in de tekst dat ongeveer hetzelfde betekent (een synoniem).
Voorbeeld:
Alle studenten van de koksopleiding krijgen het voorschrift om een koksmuts te dragen. Joep vindt dit een stomme regel.
Slide 8 - Tekstslide
THEORIE
Tip 2
Zoek naar een omschrijving van het woord.
Voorbeeld:
De serveerster legt het bestek op tafel. Eerst legt ze de lepels neer en daarna de vorken en de messen.
Slide 9 - Tekstslide
THEORIE
Tip 3
Zoek voorbeelden waaruit je de betekenis van het woord kunt afleiden.
Voorbeeld:
De verkoper van elektronica heeft vandaag een laptop, twee tablets en een televisie verkocht.
Slide 10 - Tekstslide
THEORIE
Tip 4
Kijk of het tegengestelde van het woord in de tekst staat (een tegenstelling).
Voorbeeld:
Niek vindt de schoenen van zijn oma ouderwets. Zijn eigen schoenen vindt hij wel modern.
Slide 11 - Tekstslide
THEORIE
Tip 5
Een afbeelding bij de tekst
helpt om de betekenis te vinden.
Voorbeeld:
Slide 12 - Tekstslide
OEFENEN
Slide 13 - Tekstslide
Wat is een synoniem?
Slide 14 - Woordweb
Noem een synoniem voor: eten
Slide 15 - Woordweb
Een aanzienlijk deel van de jeugd heeft zich al opgegeven voor de wedstrijd, maar ook een groot deel van de ouderen doet mee. We hebben nu al genoeg deelnemers om de wedstrijd te laten doorgaan.
Staat de betekenis in zin 1 of 2?
Wat is de betekenis?
Slide 16 - Open vraag
Wanneer iemand Adilah een taak opdraagt, begint ze eraan zonder na te denken. Ook wanneer je haar iets vraagt, reageert ze vaak impulsief.
Staat de betekenis in zin 1 of 2?
Wat is de betekenis?
Slide 17 - Open vraag
De meeste oplossingen tegen slaapproblemen hebben een kortstondige werking. Het gunstige effect is maar van korte duur, omdat je eerst de oorzaken moet aanpakken.
Staat de betekenis in zin 1 of 2?
Wat is de betekenis?
Slide 18 - Open vraag
Bij het onderzoek naar recente inbraken in Culemborg zette de politie speurhonden in. Omdat alle inbraken kort geleden zijn gebeurd, zijn er mogelijk nog sporen te vinden.
Staat de betekenis in zin 1 of 2?
Wat is de betekenis?
Slide 19 - Open vraag
OEFENEN
WOORDENSCHAT
Slide 20 - Tekstslide
Nu Suze vijf jaar in Spanje woont, spreekt ze eindelijk accentloos Spaans.
- accentloos -
A
met een accent
B
zonder accent
Slide 21 - Quizvraag
Met vrijwilligerswerk kun je een betekenisvolle bijdrage leveren aan onze samenleving.
- betekenisvolle -
A
met weinig betekenis
B
van veel betekenis
Slide 22 - Quizvraag
Op 4 mei herdenken we de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogen die daarna kwamen. - herdenken -
A
opnieuw aan iets of iemand denken
B
niet meer aan iets of iemand denken
Slide 23 - Quizvraag
De snelle temperatuurwisselingen van de afgelopen maanden zijn ongunstig voor de mens en de natuur. - ongunstig -
A
heel goed
B
niet goed
Slide 24 - Quizvraag
Pas drie uur na het ongeval was de weg weer begaanbaar.
- begaanbaar -
A
je kunt eroverheen lopen of rijden
B
je durft er niet op te lopen of te rijden
Slide 25 - Quizvraag
De politieagent reageerde adequaat op de situatie.
- adequaat -
A
gepast/juist
B
ongepast/niet juist
Slide 26 - Quizvraag
Wat betekent 'frappant'?
A
onopvallend
B
breekbaar
C
als iets de aandacht trekt
D
lekker
Slide 27 - Quizvraag
Wat betekent 'uitbesteden'?
A
werk door anderen laten doen
B
geld uitgeven
C
niet uitwerken van opdrachten
D
buiten betalen
Slide 28 - Quizvraag
Wat betekent 'evolueren'?
A
ontwikkelen
B
waarderen
C
reflecteren
D
beter worden
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een 'goeroe'?
A
grote vogel
B
godsdienstfanaat
C
leider met veel volgelingen
D
een spottende leider
Slide 30 - Quizvraag
Wat is een 'decennium'?
A
afstand van 10 kilometer
B
lengte van 10 meter
C
tijdvak van 10 uur
D
periode van 10 jaar
Slide 31 - Quizvraag
Wat betekent 'welbevinden'?
A
verblijfplaats
B
gevoel van tevredenheid
C
vakantie vieren
D
in wellnessruimte zijn
Slide 32 - Quizvraag
Wat betekent 'Ik heb discipline'?
A
Ik heb kennis van een vakgebied.
B
Ik ben heel duidelijk.
C
Ik kan mezelf goed ergens toe zetten.
D
Ik werk in het leger.
Slide 33 - Quizvraag
Wat betekent 'Zijn gedrag is acceptabel'?
A
Er is twijfel over zijn gedrag.
B
Hij mag zich niet zo gedragen.
C
Zijn gedrag is oké.
D
Zijn gedrag wordt niet goedgekeurd.
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een 'drijfveer'?
A
onderdeel van een auto
B
instrument voor veilig zwemmen
C
lichtgewicht boot
D
beweegreden
Slide 35 - Quizvraag
Wat is 'zijdelings'?
A
direct
B
indirect
C
rechtstreeks
D
van zijde gemaakt
Slide 36 - Quizvraag
11.
verschil
vitaliteit
prognose
diagnose
innovatie
promotie
onderscheid
levenslust
voorspelling
vaststelling
vernieuwing
bevordering
Slide 37 - Sleepvraag
13. Welk woord ontbreekt? Deze winkel o........... zich van andere winkels doordat hij ook 's nachts open is.
Slide 38 - Open vraag
15. Welk woord ontbreekt? We kunnen meer winst maken door aan p....... te doen: folders uitdelen en advertenties plaatsen.
Slide 39 - Open vraag
Wat is het tegenovergestelde van:
VRIEZEN
A
BEVROREN
B
DOOIEN
C
GRONINGERS
D
VERWARMEN
Slide 40 - Quizvraag
Wat is het tegenovergestelde van:
BOL
A
BOOS
B
STRAK
C
HOL
D
TULPEN
Slide 41 - Quizvraag
De goudhandel FLOREERT als nooit tevoren.
DE LAASTSTE:
A
ontbeert
B
gaat achteruit
C
bloeit
Slide 42 - Quizvraag
HOE GING HET?
Slide 43 - Tekstslide
Aan de slag
Woordenschat - Paragraaf 1.1
3F - Maak opdracht 1 t/m 5
2F - Maak opdracht 1 t/m 7
Slide 44 - Tekstslide
Woordenschat
1.2 Betekenis afleiden uit het woord
Slide 45 - Tekstslide
Doel
Aan het einde van de les kun je de betekenis van een onbekend woord afleiden uit het woord zelf
Slide 46 - Tekstslide
THEORIE
Soms kun je de betekenis van een onbekend woord vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
Herken je een deel van het woord?
Herken je voor- en/of achtervoegsels bij het woord?
Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?
Slide 47 - Tekstslide
THEORIE
Ik herken een deel van het onbekende woord:
voorrangsregel
Als je voorrang hebt, mag je iets doen voordat anderen het mogen.
Een regel vertelt je wat wel en niet mag.
Dus:
Een voorrangsregel geeft aan wanneer je voor mag gaan.
Slide 48 - Tekstslide
THEORIE
Ik herken een voor- en/of achtervoegsel van het onbekende woord:
heractiveren
Activeren is iets actief maken.
Her- betekent opnieuw.
Dus:
Heractiveren betekent dat je iets opnieuw actief maakt.
Slide 49 - Tekstslide
THEORIE
Het onbekende woord lijkt op een woord dat ik wel ken:
circuleren:
In ‘circuleren’ kun je het woord ‘cirkel’ herkennen.
Cirkel is een ander woord voor ‘rondje.
Dus:
Circuleren betekent dus ‘rondgaan’ of ‘de ronde doen’.