Woordenschat twee mavo

Over taalblok 3
DOELEN:
*je leert wat de grondvorm is van een woord;
*je leert wat opvulwoorden zijn;
*je werkt aan je woordenschat.
Lesuur twee 
*je herkent tweelingfouten;

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Over taalblok 3
DOELEN:
*je leert wat de grondvorm is van een woord;
*je leert wat opvulwoorden zijn;
*je werkt aan je woordenschat.
Lesuur twee 
*je herkent tweelingfouten;

Slide 1 - Tekstslide

Wat verwacht ik deze les van jullie?

Dat je grondhouding is gericht op leren, oftewel je doet mee met de les, je praat niet door mij heen, gaat niet staan of lopen door de klas of omgedraaid zitten. Mocht je, je hieraan niet houden, mag je bij mij nableven tot half vijf en de theorie van woordenschat en lezen overschrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de grondvorm van een woord?
A
Het hele werkwoord
B
Het woord zoals het in het woordenboek staat
C
de grond
D
zelfstandig naamwoord

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de grondvorm van "bijzaken" ?
A
bij
B
zaak
C
bijzaken
D
bijzaak

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de grondvorm van "pijnlijke" ?
A
pijnlijke
B
pijnlijk
C
pijn
D
pijntje

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de grondvorm van geprofiteerd
A
profiteer
B
profiteert
C
profiteren
D
profiterend

Slide 6 - Quizvraag

Opvulwoorden
Toch, even, dus, best, ook, trouwens, eigenlijk, gewoon, vaak, heel, veel, namelijk, nog, wel, vooral, kortom, nogal, bovendien, regelmatig...

Slide 7 - Tekstslide

Opvulwoorden
Door het gebruik van de opvulwoorden verander je de gevoelswaarde van de zin.

Wat ben jij nou weer aan het doen?
Wat ben jij aan het doen?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is waar?
Woordenschat is..
A
belangrijk voor het begrijpen van alle vakken op school
B
belangrijk om goed mee te kunnen praten in de klas
C
het fundament onder schoolsucces

Slide 9 - Quizvraag

Instructie 
Je gaat de komende vijftien minuten twee aan twee aan de slag met de opdracht over taal. 2 vmbo-t/havo 3 Blok 3 Over taal 3.12 Woordenschat.
Je mag online zoeken in een woordenboek om de betekenis van een woord te achterhalen. Je krijgt dus 15 minuten de tijd om te werken aan de opdrachten en dan kijk ik na of je het gedurende die tijd hebt gemaakt. Je moet tenminste tot en met opdracht 1.15 komen, en bij vragen steek je, je vinger op. Mocht je het niet af hebben, of ermee aan de slag, geldt hetgeen ik eerder zei, dan mag je nakomen en de theorie over taal en lezen overschrijven. 

Slide 10 - Tekstslide

VRAGEN
Is de opdracht duidelijk?
Vragen over opvulwoorden of het grondvorm van een woord?

Slide 11 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Terugblik
- Proces.

- Woordenschat; hoe ging je dat af? 

- Opvulwoorden?

Slide 13 - Tekstslide