Examentraining PO

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Examentraining PO 

Onderdeel: markt 

Wat moet je berekenen om van
TK= 50q+1200 een marginale kosten formule te krijgen?

Met behulp van welke drie aspecten kun je bepalen over welke marktvorm het gaat?

Welke marktstructuren bieden homogene producten aan?

1. oligopolie; monopolistische concurrentie
2. volkomen concurrentie; monopolistische concurrentie
3. volkomen concurrentie; oligopolie

Zet op volgorde van minste naar meeste invloed op de prijs van een product door producenten, kies uit: monopolie; volkomen concurrentie; oligopolie; monopolistische concurrentie.

Tekst

Vul het verhaal in.

Hoe meer ik verdien hoe minder                                        goederen ik ga kopen, de        merken zal ik laten liggen, maar ik koop steeds meer  

goederen. 

Het maakt niet uit hoe veel ik verdien,                                               goederen zal ik altijd kopen.  

B-

A- 

inferieure

normale 

luxe 

Wat meet je met de kruislingse elasticiteit?

1. Het verband tussen de prijs van product A en de vraag naar product A.
2. Het verband tussen de vraag naar product A en het inkomen.
3. Het verband tussen het aanbod van product A en het inkomen.
4. Het verband tussen de prijs van product A en de vraag naar product B.

inferieure goederen 

complemen-taire goederen 

prijsinelastische vraag 

 prijselasticiteit 

kruislingse elasticiteit 

inkomens elasticiteit 

Wat geeft P1

aan? 

Wat geeft P1 aan?

1. P1 is de evenwichtsprijs.
2. P1 is de plek waar geen winst en geen verlies meer gemaakt wordt.
3. P1 is het Nash-evenwicht.
4. P1 geeft hier niks bijzonders aan.

Sleep de goederen naar de juiste plek. 

substitutie goederen 

complementaire goederen 

geen onderling verband 

Juist of onjuist?

Voor een ondernemer op een markt van volkomen concurrentie zal de MO altijd gelijk zijn aan de (evenwichts)prijs.

1. Juist
2. Onjuist

Op welke manieren wordt een situatie niet meer Pareto-Efficiënt?

1. Als er een heffing gevoerd wordt.
2. Als het consumentensurplus vergroot t.o.v. het producentensurplus.
3. Als er een accijns wordt ingesteld.
4. Als de vraag en aanbodlijn verschuiven.

Wat is een consumenten surplus?

Leidt een octrooi tot een welvaartstoename, of welvaartsverlies op korte termijn, volgens Pareto?

1. Welvaartsverlies, omdat de prijs hoger is dan wanneer er volkomen concurrentie zou zijn.
2. Welvaartsverlies, omdat andere bedrijven nu het product kunnen maken en dus geen inkomsten hebben.
3. Welvaartstoename, omdat het zorgt voor innovaties.
4. Welvaartstoename, omdat er nu maar één aanbieder en dus maar één prijs is.

Kies het goeie antwoord

Door een maximumprijs worden de consumenten/ producenten tegemoetgekomen. Door een maximumprijs groeit/ krimpt het producenten surplus.

1. consumenten; groeit
2. producenten; krimpt
3. consumenten; krimpt
4. producenten; groeit

Wanneer er een welvaartsverlies is, hoort de Harberger-driehoek bij het totale surplus.

1. Juist
2. Onjuist