In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Lesprogramma
Startopdracht: signaalwoorden en tekstverbanden
Onderwerp en hoofdgedachte
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik weet wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst is
Ik kan de hoofdgedachte uit de tekst herleiden
Slide 2 - Tekstslide
STARTOPDRACHT
Noteer in je schrift:
Vraag 1 Welke signaalwoorden weet je nog? Voorbeeld Ik ga huis naar omdat ik ziek ben (reden) Vraag 2 Verzin vier zinnen met signaalwoorden. Vraag 3 Verwijswoorden. Noteer het verwijswoord en geef aan waarnaar het verwijst.
Hij hield van sport en deed dat elke dag.
Mijn moeder bakte een heerlijke appeltaart. Ze deelde die later uit aan de buren.
De fiets stond tegen de muur. Hij had een lekke band.
De hond rende door het park en kwam enthousiast naar me toe. Hij wilde graag spelen.
Slide 3 - Tekstslide
Signaal-en verwijswoorden
Signaalwoorden
Want = reden
Maar = tegenstelling
Daardoor = oorzaak
Verwijswoorden
die verwijst naar details
dit verwijst naar innovaties
die verwijst naar sporen
die verwijst naar informatie
Slide 4 - Tekstslide
De hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een heel korte samenvattingin één zin. Het is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen.
De hoofdgedachte =het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.
Om de hoofdgedachte te formuleren moet je dus eerst het onderwerp en het tekstdoel bepalen.
Het onderwerp = waar de tekst over gaat. Dat kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.
Tekstdoel = wat de schrijver met de tekst wil bereiken.
Slide 5 - Tekstslide
Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:
de titel
de eerste zin of de eerste alinea
een afbeelding bij de tekst
tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst
Slide 6 - Tekstslide
Hoe vind je de hoofdgedachte?
Vraag je af wat de schrijver vertelt over het onderwerp.
Zoek in de eerste alineaof in het slot van een tekst.
De hoofdgedachte hoeft niet letterlijkin de tekst te staan.
Let op! Twee teksten met hetzelfde onderwerpkunnen heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben.
Bedenk wat de tekstsoort en het tekstdoel is, de hoofdgedachte heeft daar mee te maken.
Slide 7 - Tekstslide
onderwerp of vraag
antwoord of samenvatting
= Wat vertelt de schrijver over het onderwerp?
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdgedachte: De Nijmeegse Vierdaagse is het grootste wandelevenement ter wereld.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de kernzin?
Antwoord
De kernzin is de eerste zin: ‘Als het … Europa.'
Wat is de kernzin?
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
OPDRACHT
Lees de tekst en maak daarna de vragen bij de tekst.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het onderwerp en hoofdgedachte van de tekst over escalaties via Whatsapp?
Slide 14 - Woordweb
Lesdoelen behaald?
Ik weet wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst is