1A - Samenwerkend lezen - les 2

Lesprogramma
  • Startopdracht: signaalwoorden en tekstverbanden
  • Onderwerp en hoofdgedachte




1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
  • Startopdracht: signaalwoorden en tekstverbanden
  • Onderwerp en hoofdgedachte




Slide 1 - Tekstslide

 Lesdoelen
  • Ik weet wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst is
  • Ik kan de hoofdgedachte uit de tekst herleiden

Slide 2 - Tekstslide

STARTOPDRACHT
Noteer in je schrift:
Vraag 1  Welke signaalwoorden weet je nog? Voorbeeld Ik ga huis naar omdat ik ziek ben (reden)
Vraag 2  Verzin vier zinnen met signaalwoorden.
Vraag 3  Verwijswoorden. Noteer het verwijswoord en geef aan waarnaar het verwijst.
  • Hij hield van sport en deed dat elke dag.
  • Mijn moeder bakte een heerlijke appeltaart. Ze deelde die later uit aan de buren.
  • De fiets stond tegen de muur. Hij had een lekke band.
  • De hond rende door het park en kwam enthousiast naar me toe. Hij wilde graag spelen.


Slide 3 - Tekstslide

Signaal-en verwijswoorden
Signaalwoorden
Want = reden
Maar = tegenstelling
Daardoor = oorzaak 

Verwijswoorden
die verwijst naar details
dit verwijst naar innovaties
die verwijst naar sporen
die verwijst naar informatie

Slide 4 - Tekstslide

De hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in één zin. Het is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen. 

  • De hoofdgedachte = het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.  

  • Om de hoofdgedachte te formuleren moet je dus eerst het onderwerp en het tekstdoel bepalen.

  • Het onderwerp = waar de tekst over gaat. Dat kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.
  • Tekstdoel = wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

Slide 5 - Tekstslide

Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op: 
  • de titel
  • de eerste zin of de eerste alinea 
  • een afbeelding bij de tekst 
  • tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst 

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je de hoofdgedachte?

  • Vraag je af wat de schrijver vertelt over het onderwerp
  • Zoek in de eerste alinea of in het slot van een tekst. 
  • De hoofdgedachte hoeft niet letterlijk in de tekst te staan. 
  • Let op! Twee teksten met hetzelfde onderwerp kunnen heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben.
  • Bedenk wat de tekstsoort en het tekstdoel is, de hoofdgedachte heeft daar mee te maken.

Slide 7 - Tekstslide

onderwerp of vraag
antwoord of samenvatting
= Wat vertelt de schrijver over het onderwerp?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdgedachte: De Nijmeegse Vierdaagse is het grootste wandelevenement ter wereld.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de kernzin?
Antwoord
De kernzin is de eerste zin: ‘Als het … Europa.'
 Wat is de kernzin?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

OPDRACHT
Lees de tekst en maak daarna de vragen bij de tekst.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp en hoofdgedachte
van de tekst over escalaties via Whatsapp?

Slide 14 - Woordweb

 Lesdoelen behaald?
  • Ik weet wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst is
  • Ik kan de hoofdgedachte uit de tekst herleiden


Slide 15 - Tekstslide

HUISWERK
  • Tekst lezen - bladzijde 27 

Opdrachten maken - BLADZIJDE 28
  • Opdracht 1 - A t/m E
  • Opdracht 2 - A t/m F 







Slide 16 - Tekstslide