9.3 Werken met formules

Herhaling
werken met formules

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herhaling
werken met formules

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Hoe los je een opgave op? 
Stappenplan
Stap 1:  Voorbereiden (Wat weet je al?)
Stap 2: Aanpak kiezen
Stap 3: Bereken
Stap 4: Antwoord geven
Stap 5: Controle 

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?

  1. Lijn L gaat door de punten (2 ; 7) en (8 ; 19)
  2. Wat is de richtingscoëfficiënt?
  3. Maak de formule bij lijn L                                                Vul hiervoor in/aan:  Y = ax + b ...

Slide 4 - Tekstslide

Weet je het nog?

  1. Lijn L gaat door de punten (2 ; 7) en (8 ; 19)
  2. Wat is de richtingscoëfficiënt?
  3. ∆ y = 19 - 7 = 12
  4. ∆ x = 8 - 2 = 6
  5. rc = ∆y/∆x = 12 / 6 = 2
  6. Y = 2x + b
  7. 7 = 2 ( 2 ) + b
  8. 7 = 4 + b   -> b  = 3 
  9. y = 2x + 3

Slide 5 - Tekstslide

Formule opstellen of maken
Onderstaand stappenplan gebruik je bij een tekst, tabel, grafiek of twee gegeven punten.

Stap 1   Maak een tabel bij de grafiek. Vul hierin twee roosterpunten. (Of neem deze over)
Stap 2   Lees de beginwaarde af of bereken deze (= startgetal)

Stap 3  Is de grafiek een stijgende of dalende lijn?
Stap 4  Hoeveel stijgt of daalt de grafiek per horizontale stap van 1? 
          Dit noemen wij de stapgrootte of hellingsgetal.

Stap 5 Maak de formule
          Vervang de onderstaande woorden voor wat je nu weet.


Op welke punt raakt de grafiek de verticale as?
Wat wil je berekenen? = hellingsgetal x Wat weet je? + startgetal (oftewel y = ax + b)
Wat staat er bij de verticale as?
Wat staat staat er bij de onderste rij?
Wat staat er bij de horizontale as?
Wat staat staat er bij de bovenste rij?

Slide 6 - Tekstslide

Formules vereenvoudigen
De letter (a) wordt ook wel variabele genoemd.
Hetgeen je bij elkaar optelt/aftrekt noem je termen.

Berekening:

Herleiden:
Optelling van drie gelijke termen.
4+4+4=34=12
a+a+a=3a=3a
Vermenigvuldiging van twee factoren.

Slide 7 - Tekstslide

Gelijksoortige termen
2a en 5a hebben dezelfde variabele
dus
gelijksoortige termen

Slide 8 - Tekstslide

Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor








g = 3a - 4 - 2a + 6
g = a + 2

a = 1a

Slide 9 - Tekstslide

formules vereenvoudigen:
de formule van de omtrek
O is???
A
O = 6a + 5b
B
O = 6a + 4b
C
Is het al pauze?
D
ZzzZzzZzz

Slide 10 - Quizvraag

Kan je het nog?
Vereenvoudig de volgende formules
1   g = 5a – 11 – 4a + 15
2   h = –7 + 4b + 3b – 2 – 5b
3   i = –6 + 5c – 3 – c + 9
4   j = 20d – 11 – 7d + 13 – 14d
e   k = + 4e – – 2e


Slide 11 - Tekstslide

Schrijf de volgende formule korter op: lengte = massa * 3 + 7
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
L = 3+m + 7
B
L = 3m + 7
C
L = 7 + 3m
D
7m + 3 = L

Slide 12 - Quizvraag

a = 3b +5
als b = 4, wat is dan a ?
A
39
B
12
C
17

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Oefenen
5 Gegeven is de formule y = 3(x + 2)
a Bereken y als x = 10
b Bereken y als x = 1,5

Slide 17 - Tekstslide

Deze opgave 
gaan we nu 
maken.

Slide 18 - Tekstslide

- Open je schrift en pak een pen.
- Maak opgave 22a in je schrift.  
timer
1:30

Slide 19 - Tekstslide

Oplossing:   

Slide 20 - Tekstslide

Maak opgave 22b nu in je schrift.
timer
1:30

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Oplossing:


Slide 23 - Tekstslide

Maak nu
22c in je schrift.
timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide

Oplossing:

Slide 25 - Tekstslide

Maken opgaven

Slide 26 - Tekstslide