Stijlfiguren-woordenschat H.2-havo3

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les kun je de stijlfiguren hyperbolen, understatements en eufenismen

 herkennen en begrijpen




Waarom gebruik je een stijlfiguur?
Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les kun je de stijlfiguren hyperbolen, understatements en eufenismen

 herkennen en begrijpen




Waarom gebruik je een stijlfiguur?
Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een personificatie?
personificatie, (levenloze zaken, niet-menselijke levensvormen of abstracte begrippen krijgen menselijke eigenschappen
geef een voorbeeld van een personificatie
de tijd die vliegt
De zon streelde onze wangen
de toekomst lacht ons toe

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een drieslag
een opsomming van drie kernachtige
woorden of zinsdelen met een vaste volgorde
Geef een voorbeeld van een drieslag
‘Ik kwam, ik zag, ik overwon (veni,vidi,vici)
Denken, dromen, doen’ 
Heerlijk, helder, Heineken
Geloof, hoop en liefde

Slide 3 - Tekstslide

wat is een climax in een tekst?
een steeds sterker wordende reeks
Geef een voorbeeld van een climax in de tekst
-Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet 
-Hij voldoet, neen... doet het goed, neen... uitstekend, neen... hij is de allerbeste.
-Uren, dagen, maanden, jaren

Slide 4 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een omgekeerde climax
De officieren, de onderofficieren, de korporaals en zelfs de gewonde soldaten kwamen in opstand.

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
wat is een omgekeerde climax in een tekst?
een steeds zwakker wordende reeks

Slide 5 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een vergelijking
zo rood als wijn
Zo koppig als een ezel
Zo traag als een slak
Zo trots als een pauw
Zo lek als een zeef

Slide 6 - Tekstslide

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool. Je zegt: We hebben ons kapot gelachen; je bedoelt: We hebben enorm gelachen.

Ik verga van de honger!
Hij huilde een zwembad vol tranen.

Slide 7 - Tekstslide

Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot, belangrijk enz. is dan in werkelijkheid. Je zegt: Lieke Martens kan wel een aardig balletje trappen; je bedoelt: Zij is een geweldige voetbalster.

De Duitsers waren in 1940 in ons land niet welkom
Einstein wist wel het een en ander van natuurkunde.
Bill Gates heeft een aardig zakcentje verdiend met zijn computers.

Slide 8 - Tekstslide

Als je een eufemisme gebruikt, zeg je iets zo dat het als minder erg of hard overkomt. Dat doe je dan om een pijnlijke situatie te verzachten en om te voorkomen dat je iemand kwetst. Je zegt: Hij gaat creatief om met de waarheid; je bedoelt: Hij liegt.
-niet betrokken bij het arbeidsgebeuren (voor:‘werkloos’)
'-Een puntje', als het eigenlijk gaat om een groot probleem
-Een 'prijscorrectie' daar waar het gaat om een prijsverhoging.

Slide 9 - Tekstslide

Lees  nu zelf de theorie op blz. 58

Wat kun je mij vertellen?




Slide 10 - Tekstslide

Maken in groepjes van 4:
startopdr. + 
opdr.1 t/m 7
blz. 58 t/m 61 

Iedereen schrijft zelf het antwoord in zijn eigen schrift!
Doe je niet goed mee, dan maak je het alleen


Snel klaar?  Je leest verder in je boek

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 12 - Tekstslide