Thema 5, week 1 Les 4, 1e, 2e em 3e persoon

"Zij lacht om mijn grap."

Wat is het hele werkwoord van "lacht"?
1 / 37
volgende
Slide 1: Open vraag
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

"Zij lacht om mijn grap."

Wat is het hele werkwoord van "lacht"?

Slide 1 - Open vraag

"Ik geloof in mezelf."

Wat is het hele werkwoord van "geloof"?

Slide 2 - Open vraag

"Hij vindt de les interessant."

Wat is het hele werkwoord van "vindt"?

Slide 3 - Open vraag

Schrijf de jij-vorm (2e persoon) van het werkwoord op.


Hij is vandaag niet thuis.
A
is
B
ben
C
zijn
D
bent

Slide 4 - Quizvraag

TEGENWOORDIGE TIJD

Slide 5 - Tekstslide

WERKWOORD: HOLLEN

Ik ... naar huis.
A
hol
B
holt
C
hollen

Slide 6 - Quizvraag

WERKWOORD: knippen

... jij het haar van de man.
A
knip
B
knipt
C
knippen

Slide 7 - Quizvraag

WERKWOORD: vinden

Hij ... een schat.
A
vind
B
vindt
C
vinden

Slide 8 - Quizvraag

WERKWOORD: vinden

Marijke ......... suikerspinnen lekker!

A
vind
B
vond
C
vindt
D
vint

Slide 9 - Quizvraag

WERKWOORD: schoppen

De voetballers ... tegen de bal.
A
schop
B
schopt
C
schoppen

Slide 10 - Quizvraag

WERKWOORD: bouwen

Wij ... een hoge toren.
A
bouw
B
bouwt
C
bouwen

Slide 11 - Quizvraag

Doel
Ik weet wat de
1e, 2e en 3e persoon is
en kan zinnen in een andere persoon omzetten.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Zinnen in de 
1e persoon enkelvoud
  

  • Ik loop naar huis.
  • Ik val naar beneden.  
  • Ik bak een taart.

Zinnen in de
1e persoon meervoud


  • Wij lopen naar huis.
  • Wij vallen naar beneden.
  • Wij bakken een taart.

Slide 15 - Tekstslide



Ik zal je iets vertellen.
A
1e persoon enkelvoud
B
1e persoon meervoud

Slide 16 - Quizvraag



Wij spelen op straat.
A
1e persoon enkelvoud
B
1e persoon meervoud

Slide 17 - Quizvraag

Zinnen in de 
2e persoon enkelvoud
  

  • Je kijkt zo verdrietig.
  • Gaat u naar de supermarkt?
  • Jij moet nu stoppen.

Zinnen in de
2e persoon meervoud


  •  Jullie kijken zo verdrietig.
  •  Gaan jullie naar de supermarkt?
  • Jullie moeten nu stoppen.

    Slide 18 - Tekstslide



    Jullie komen uit een ander land.
    A
    2e persoon enkelvoud
    B
    2e persoon meervoud

    Slide 19 - Quizvraag



    Jij bent heel aardig..
    A
    2e persoon enkelvoud
    B
    2e persoon meervoud

    Slide 20 - Quizvraag

    Zinnen in de 
    3e persoon enkelvoud
      

    De hond loopt gek.
    Het  cadeau ligt op tafel.
    Hij is erg lief.

    Zinnen in de
    3e persoon meervoud


    De honden lopen gek.
    De cadeaus liggen op tafel.
    Zij zijn erg lief.

      Slide 21 - Tekstslide



      De cadeaus zijn mooi.
      A
      3e persoon enkelvoud
      B
      3e persoon meervoud

      Slide 22 - Quizvraag



      De hond is bang.
      A
      3e persoon enkelvoud
      B
      3e persoon meervoud

      Slide 23 - Quizvraag

      Slide 24 - Tekstslide

      Alles staat door elkaar
      Nu staan

      Slide 25 - Tekstslide



      Jij hebt een fantastisch plan bedacht
      A
      enkelvoud
      B
      meervoud

      Slide 26 - Quizvraag



      Jij hebt een fantastisch plan bedacht
      A
      1e persoon enkelvoud
      B
      2e persoon enkelvoud
      C
      3e persoon enkelvoud

      Slide 27 - Quizvraag



      In de duinen staat een rode vuurtoren.
      A
      enkelvoud
      B
      meervoud

      Slide 28 - Quizvraag



      In de duinen staat een rode vuurtoren.
      A
      1e persoon enkelvoud
      B
      2e persoon enkelvoud
      C
      3e persoon enkelvoud

      Slide 29 - Quizvraag



      Hebben zij de boeken al ingeleverd.
      A
      1e persoon meervoud
      B
      2e persoon meervoud
      C
      3e persoon meervoud

      Slide 30 - Quizvraag


      Wij zitten in de klas.
      A
      1e persoon meervoud
      B
      2e persoon meervoud
      C
      3e persoon meervoud

      Slide 31 - Quizvraag


      Hebben jullie het bord gezien?
      A
      1e persoon meervoud
      B
      2e persoon meervoud
      C
      3e persoon meervoud

      Slide 32 - Quizvraag


      Wij kennen de verkeersregels.
      A
      1e persoon enkelvoud
      B
      1e persoon meervoud
      C
      2e persoon enkelvoud
      D
      2e persoon meervoud

      Slide 33 - Quizvraag

      "Ik loop naar huis."

      Zet de zin in 1e persoon meervoud.

      Slide 34 - Open vraag

      "Wat gaan we doen?"

      Zet de zin in de 1e persoon enkelvoud.

      Slide 35 - Open vraag

      Wat heb je deze les geleerd?

      Slide 36 - Open vraag

       Aan het werk

       Thema 5, week 1, Les 4


      1. Opgave 3
      2. Opgave 2
      3. Plussen

      Werk aan je leerdoelen


      Slide 37 - Tekstslide