Oefening 33 (p. 71)
Ferre heeft faalangst. Zijn gedrag wordt gestuurd door negatieve egodoelen: hij wil vooral mislukkingen vermijden. Daarom voert hij gedrag niet uit waarvan hij denkt dat hij het niet kan. De angst voor de mislukking is groter dan de wil om te slagen. Er treedt self-handicapping op: Ferre wordt 'ziek', zodat hij het examen niet kan meedoen. Zo kan hij niet slagen maar ook niet falen.