Grammatica - verwijswoorden

Verwijswoorden
Leg alvast je schrift en pen klaar om (veel) aantekeningen te maken.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden
Leg alvast je schrift en pen klaar om (veel) aantekeningen te maken.

Slide 1 - Tekstslide

.


De hond is blij. Hij kwispelt.
Daar staat het huis. Dat vind ik mooi. 
De kinderen spelen buiten. Zij geeft de bal aan hen.
Lidwoord en woordgeslacht
Verwijs-woorden
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
De - mannelijk of vrouwelijk
Deze, die
hij, hem, zijn, zij, ze haar
Het - onzijdig (en
verklein-woorden)
dit, dat
het, zijn
Meervoud
deze, die
zij, ze, hen, hun
Verwijzen. Neem het schema over.

Slide 2 - Tekstslide

De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. Als je aan een woord niet kunt zien dat het vrouwelijk is, mag je het beschouwen als mannelijk. Van sommige woorden kun je echter wel vaststellen dat ze vrouwelijk zijn:

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Het is niet altijd duidelijk of een woord mannelijk of vrouwelijk is. Als het woord geen vrouwelijke uitgang heeft, mag je er vanuit gaan dat het mannelijk is.
.

Slide 5 - Tekstslide

Kunst
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 6 - Quizvraag

Werknemers
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 7 - Quizvraag

Bibliotheek
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 8 - Quizvraag

Loterij
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 9 - Quizvraag

Appel
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 10 - Quizvraag

Film
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk

Slide 11 - Quizvraag

Hen en hun (aantekening)
Gebruik 'hen': 
- bij een lijdend voorwerp: wie/wat + ow + wg.
    Ik | wil | hen | laten lachen. |
   ow  wg     lv               wg       

- na een voorzetsel.
   Ik wil naar hen toe.
   Ik wil met hen mee.
   Ik wil bij hen zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Hen en hun (aantekening)
Gebruik 'hun':
- bij een meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: je geeft iets of je vertelt iets aan iemand.
   Ik wil hun een potlood geven 
Maar let op want bij een voorzetsel wordt het hen, zie vorige dia! 
   Ik wil aan hen een potlood geven.

- als bezittelijk voornaamwoord. Het bezittelijk voornaamwoord staat direct voor het bezit.
   Ik wil hun schriften zien.

Slide 13 - Tekstslide

Kies uit hen of hun.
Ik spring tussen ... op de trampoline.

Slide 14 - Open vraag

Kies uit hen of hun.
Ik geef aan ... een pepermuntje.

Slide 15 - Open vraag

Kies uit hen of hun.
De kinderen rennen met ... de heuvel op.

Slide 16 - Open vraag

Toen de soldaten van ... VN-missie terugkeerden, wachtte de minister ... op.
Let op de schrijfwijze: antwoord komma spatie antwoord.

Slide 17 - Open vraag

Hij praatte met ... en gaf ... een medaille.
Let op de schrijfwijze: antwoord komma spatie antwoord.

Slide 18 - Open vraag

Verwijzen met wat (aantekening)
Je gebruikt 'wat' als je verwijst naar:
- 'dat' en 'datgene'
  Dat wat je me flikt, hoef je niet nog een keer te doen.

- naar een onbepaald voornaamwoord, zoals 'alles', 'iets', 'niets' en 'het enige'
   Niets wat ik vandaag probeer lukt me.

Slide 19 - Tekstslide

Verwijzen met wat
Je gebruikt 'wat' als je verwijst naar:
- de overtreffende trap, zoals 'leukste'. Let op dat er alleen een overtreffende trap staat, dus geen zelfstandig naamwoord achter de overtreffende trap. 
   Het leukste wat ik op vakantie heb gedaan, was zwemmen in het Tikibad.
Maar let op: De leukste activiteit die ik deed was zwemmen in het Tikibad. In deze zin verwijs je niet terug naar de overtreffende trap maar naar de activiteit. Waarom? De kern van het zinsdeel is activiteit. Leukste kan je vervangen door stomste, raarste of engste activiteit. Zo check je dat activiteit de kern is en dat je daarnaar verwijst.

Slide 20 - Tekstslide

Verwijzen met wat

Je gebruikt 'wat' als je verwijst naar:
- de hele zin:
We gaan naar een pretpark over de Romeinse tijd, wat we heel leuk vinden.

Slide 21 - Tekstslide

Dat
Wat
Sommige mensen hebben het vooral over datgene ... fout gaat.

Slide 22 - Sleepvraag

Dat
Wat
Het allereerste ... ik doe als ik thuiskom, is de kat aaien.

Slide 23 - Sleepvraag

Dat
Wat
Het museum ging failliet, wat een grote strop was voor de gemeente.

Slide 24 - Sleepvraag

Dat
Wat
Een portret van de koning achter in het lokaal, ... mijn collega heeft opgehangen, is verdwenen. 

Slide 25 - Sleepvraag

Dat
Wat
Het werk ... hij op vrijdagmiddag bij de supermarkt doet, levert niet veel op.

Slide 26 - Sleepvraag

Verwijzen naar dieren, dingen en personen (aantekening)

Je verwijst met:
- daar / waar + voorzetsel, bijvoorbeeld 'daarvan, waarover'
De jonge koning bezorgde ook het zwaard, waarmee hij onoverwinnelijk werd.

- naar mensen met voorzetsel + wie, zoals: 'van wie', 'over wie'.
De tovenaar Merlijn, van wie Arthur de krijgskunsten leerde, was stokoud.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 2. Kies uit: zijn, het, haar, hem, hij, hun, hen, zij, zijn.

De elektriciteitsmaatschappij zal volgend jaar bijna de helft van ... personeel ontslaan.

Slide 28 - Open vraag

Opdracht 2. Kies uit: zijn, het, haar, hem, hij, hun, hen, zij, zijn.
Helaas is mijn klassieke Volvo er vorige week mee opgehouden; morgen laat ik ... door de garage ophalen voor reparatie.

Slide 29 - Open vraag

Opdracht 2. Kies uit: zijn, het, haar, hem, hij, hun, hen, zij, zijn.

Elke vrijdagmiddag spreekt Joris af met zijn vrienden en dan doet hij met ... iets gezelligs in de stad.

Slide 30 - Open vraag

Opdracht 2. Kies uit: zijn, het, haar, hem, hij, hun, hen, zij, zijn.

Dit gotische stadhuis is van enorm historisch belang en daarom wordt ... binnenkort grondig gerestaureerd.

Slide 31 - Open vraag

Opdracht 2. Kies uit: zijn, het, haar, hem, hij, hun, hen, zij, zijn.
Waarschijnlijk legt Nijmegen ... inwoners een belastingverhoging op, want voor de reconstructie van de Waalkade is veel geld nodig.

Slide 32 - Open vraag

Opdracht 2. Kies uit: zijn, het, haar, hem, hij, hun, hen, zij, zijn.
Omdat de winst dit jaar verdubbeld is, wil het bedrijf ... werknemers belonen en geeft het ... een eindejaarsuitkering van 2500 euro.

Slide 33 - Open vraag

Als je mee hebt gedaan, dan mag je opdracht 2 overslaan.

Havo: H3 Grammatica Zinsdelen: opdr. 1 t/m 3.
Vwo: H2 Grammatica Zinsdelen: opdr. 1 t/m 3 + 5

Slide 34 - Tekstslide