Aan de slag met de laatste opdrachten en Test Jezelf
Slide 1 - Tekstslide
Welke tekstdoelen ken je nu?
Slide 2 - Woordweb
Wil de schrijver van een gedicht informeren of amuseren?
A
Informeren
B
Amuseren
Slide 3 - Quizvraag
MAAK HIER SCREENSHOTS VAN:
Tekstverbanden:
Opsommend: ook, bovendien, daarnaast
Tijdsvolgorde: eerst, daarna, voordat, toen
Tegenstellend: maar, echter, toch
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je over verwijswoorden? Geef een voorbeeld.
Slide 5 - Open vraag
Een verwijswoord
Een verwijswoord wordt gebruikt om saaie herhalingen te voorkomen
Een verwijswoord verwijst altijd naar een iemand of iets wat eerder al genoemd is
vb: Heleen wandelt elke dag, nadat zij gegeten heeft.
Slide 6 - Tekstslide
Jantje heeft ruzie met Pietje. Hij vindt hem heel stom. Hem verwijst naar:
A
Jantje
B
Pietje
C
ruzie
D
weet niet
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een instructie? Benoem een soort tekst waarin instructie gegeven wordt
Slide 8 - Open vraag
In pretpark Walibi zijn vele attracties. Er is een achtbaan en een draaimolen. Verder is er een grote glijbaan. Daarnaast is Walibi beroemd om zijn waterbaan. Noteer twee signaalwoorden van de opsomming.
Slide 9 - Open vraag
Aan de slag
H4.3
Basis: opdracht 16, 17 + Test Jezelf Kader: opdracht 22 t/m 27, 29 en 30 + Test Jezelf Mavo: Test Jezelf