In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Management en leidinggeven
Slide 1 - Tekstslide
P L A N N I N G
Cijfers toets H2 + H3
Start H4: motiveren
4.1 Wat is motivatie
4.2 Extrinsieke en intrinsieke motivatie
Slide 2 - Tekstslide
Wat motiveert jou? Op werk/school?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Hoe probeer jij gedemotiveerde medewerkers weer te motiveren?
Slide 5 - Woordweb
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Er staat een leuke dag op werk op de planning, je hebt zin om naar je werk te gaan!
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 8 - Quizvraag
Je begint extra vroeg op je werk om werkzaamheden af te maken, omdat je anders op je kop krijgt van jouw leidinggevende.
A
Intrisieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 9 - Quizvraag
Je hebt in de maand januari de targets voor bijverkoop gehaald en ontvangt nu een bonus.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 10 - Quizvraag
Het kassablok ziet er vies uit, je haalt er even snel een doekje overheen.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Maken:
Opdracht 1 t/m 4
Slide 14 - Tekstslide
Vraag 1:
Beschrijf wat jij verstaat onder motivatie.
Slide 15 - Tekstslide
Vraag 2:
a. Hoe kun je aan een collega merken dat hij gedemotiveerd raakt? Geef hiervan vijf voorbeelden.
b. Wat zou je kunnen doen als je merkt dat een medewerker gedemotiveerd raakt?
Slide 16 - Tekstslide
Vraag 3:
Iemand die intrinsiek gemotiveerd is, is gemotiveerd vanuit zichzelf. Een leidinggevende of collega heeft vooral invloed op de extrinsieke motivatie. Geef twee voorbeelden van extrinsieke motivatie.
Slide 17 - Tekstslide
Vraag 4:
Je kunt de intrinsieke motivatie van een medewerker beïnvloeden door taakverruiming, taakverrijking of jobrotation. Van welk van deze drie middelen is in de volgende situatie sprake?