Spreken, kijken en luisteren

Spreken, kijken, luisteren M4
2.9
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spreken, kijken, luisteren M4
2.9

Slide 1 - Tekstslide

In dit fragment komt een man aan het woord die een boete kreeg voor 2 kilometer per uur te hard rijden. Hij heeft dit op Facebook gezet, wat een heftige discussie veroorzaakte.

Bedenk twee vragen die de presentator kan stellen.

Bedenk een doorvraag-vraag die de presentator kan stellen.

Slide 2 - Open vraag

Vul een open vraag in.

Vul een gesloten vraag in.

Vul een doorvraag-vraag in.

Slide 3 - Open vraag

a.

Welk feit noemt Pim Jansen?

Welke mening noemt hij?

Met welk argument wordt de mening onderbouwd.?

Welk tegenargument geeft Roel?

Slide 4 - Open vraag

a.

Welk feit noemt Pim Jansen?

Welke mening noemt hij?

Met welk argument wordt de mening onderbouwd.?

Welk tegenargument geeft Roel?

Slide 5 - Open vraag

Hoe wordt het onderwerp afgesloten?

Slide 6 - Open vraag

Stel, je hebt zelf een bedrijf waar je mensen met verstandelijke beperking wil laten werken en je wilt een korte video maken om je te presenteren. Noem ten minste drie dingen die je in de video wilt laten zien

Slide 7 - Open vraag

Wat is het doel van het fragment?

Slide 8 - Open vraag

Voor welk publiek is het fragment bedoeld?

Aan welk publiek is er speciaal gedacht? Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Open vraag

a. Welk signaalwoord hoor je bij 1.05?
b. Welk verband geeft het signaalwoord aan

Slide 10 - Open vraag

Noem drie argumenten die de directeur geeft voor het in dienst nemen van de jongeren

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent: ergens voordoor het vuur gaan?

De directeur is betrokken bij de jongeren die bij hem werken.
a. Leg uit hoe je dit kunt merken aan zijn woordgebruik.
b. Leg uit hoe je dit kunt merken aan zijn stemgebruik.

Slide 12 - Open vraag

Je hoort het antwoord van Chris, een van de jongeren die daar werkt. De vraag hoor je niet.
a. Welke vraag zou hier gesteld kunnen zijn?
b. Is dit een open of gesloten vraag?
c. Wat zou de doorvraag-vraag kunnen zijn, waar Chris vervolgens antwoord op geeft?

Slide 13 - Open vraag

3.34
De spreekster begint met een stelling.
a. Vul de stelling in.
b. Is deze stelling een feit of een mening

Slide 14 - Open vraag

a. Welk argument geeft de spreekster voor haar stelling?
b. Is dit argument een feit of een mening?
c. Hoe onderbouwt ze haar verhaal?

Slide 15 - Open vraag

Tijdens de presentatie wordt er op de achtergrond mee getekend. Wat is de functie van dit beeld? Leg je antwoord uit. Noem daarbij twee zaken

Slide 16 - Open vraag

Bekijk het fragment tot 3.20.
Let op de signaalwoorden.

Vul vier signaalwoorden in.

Vul het verband in dat ze aangeven

Slide 17 - Open vraag

Kijk verder tot het einde van het fragment.
Welke argumenten worden er gegeven voor het financieren van boerenbedrijven?

Slide 18 - Open vraag


Bekijk het fragment nog een keer.
1.

Wat is het doel van het fragment? Leg je antwoord uit. Het lijkt net of het fragment een ander doel heeft
a. Welk doel is dit?

b. Waarom is dit gedaan?

c. Welke middelen zijn hiervoor gebruikt? Noem twee middelen.


Slide 19 - Open vraag