1.4 Samenhang: ontwikkeling en economie

Deze week
Vandaag
1.4 Ontwikkeling en economie
  • Herhaling 1.1 t/m 1.3
  • Uitleg 1.4
  • Werken aan opdrachten

Woensdag
1.5 Ontwikkeling en bevolkingsgroei
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze week
Vandaag
1.4 Ontwikkeling en economie
  • Herhaling 1.1 t/m 1.3
  • Uitleg 1.4
  • Werken aan opdrachten

Woensdag
1.5 Ontwikkeling en bevolkingsgroei

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4
  • Je weet hoe je een land dat behoort tot het centrum, tot de semiperiferie en tot de periferie aan economische kenmerken kunt herkennen.
  • Je begrijpt dat een verschuiving in de internationale arbeidsdeling gevolgen heeft voor het centrum-periferiemodel.
  • Je begrijpt het verband tussen de verschillende economische patronen op de wereldkaart.

Slide 2 - Tekstslide

Wereldsysteem op basis van welvaart

Slide 3 - Tekstslide

Relaties op basis van ongelijkheid

Slide 4 - Tekstslide

Wereldsysteem op basis van welvaart

Waar vind je wat?
Centrum
Semi-periferie
Periferie

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaken van verschillen in welvaart
  • Intern: Natuurlijke oorzaken
  • Intern: Menselijke oorzaken
  • Extern: ongelijke relatie tussen rijke en arme landen

Noem twee natuurlijke en twee menselijke oorzaken die armoede in een land kunnen verklaren.
  • Natuurlijk: geen verbinding met zee, droogte, onvruchtbaar
  • Menselijk: slecht bestuur, oorlog, corruptie

Slide 6 - Tekstslide

Hoe past deze relatie (rode pijl naar Tamale) in het centrum-periferiemodel?
  • Onttrekking van arbeid aan periferie.

Hoe past deze relatie (blauwe pijl vanaf centraal Ghana) in het centrum-periferiemodel?
  • Onttrekken van grondstoffen aan de periferie.

Om welke twee redenen past Ghana binnen het mondiale centrum-periferiemodel?
  • Exporteert grondstoffen en (goedkope) arbeid. Dat is typisch voor land in de periferie.

Slide 7 - Tekstslide

Wat wordt verstaan onder de internationale arbeidsverdeling?
Specialisatie van werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld.

Welk verband tussen welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking zie je?

Slide 8 - Tekstslide

Wat wordt verstaan onder de internationale arbeidsverdeling?
Specialisatie van werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld.

Welk verband tussen welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking zie je?
Hoe armer het land, hoe groter het aandeel van de primaire sector in de beroepsbevolking.

Slide 9 - Tekstslide

Rolverdeling
‘Noorden’: centrumlanden met hoogwaardige industrie en diensten.

‘Zuiden’:
  • Opkomende landen (BRICS-landen)
  • Middengroep
  • Achterblijvers

Hoe heeft een verschuiving in de internationale arbeidsverdeling gevolgen voor de rolverdeling binnen het wereldsysteem?

Slide 10 - Tekstslide

Achterblijvers
Wat is het kenmerk van een vicieuze cirkel?
De verschillende elementen versterken elkaar en houden elkaar in stand. Je kunt er zonder hulp van buiten niet uitbreken.


Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Nakijken:
1.3: opdracht 3 op pagina 9 van het werkboek.
Hoofdvragen van paragraaf 1.2 op pagina 11 van het werkboek.

Aan de slag met:
1.4 Maak opdracht 1, 2a en 5 op pagina 14 van het werkboek.

Klaar? Check dan jouw antwoorden bij de docent.

Maak een overzicht van de patronen die we in paragraaf 1.1 t/m 1.3 voorbij hebben zien komen. Geef bijvoorbeeld antwoord op onderstaande vragen:
Waar is er grote welvaart en hoog niveau van welzijn en hoe wordt dit gemeten?
Waar zijn de meest dichtbevolkte gebieden en waarom daar?
Waar vind je welke culturen en hoe kan dit veranderen?

Slide 12 - Tekstslide

Deze week
Maandag
1.4 Ontwikkeling en economie

Vandaag
1.5 Ontwikkeling en bevolkingsgroei
  • Herhaling 1.4
  • Uitleg 1.5
  • Werken aan opdrachten

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken
Nakijken:
1.4: Opdracht 1, 2a en 5 op pagina 14 van het werkboek.


Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen 1.5
  • Je weet hoe het wereldbeeld er voor een aantal demografische kenmerken uitziet.
  • Je weet hoe je een land dat behoort tot het centrum, tot de semiperiferie en tot de periferie aan demografische kenmerken kunt herkennen.
  • Je begrijpt waarom arme landen een veel hoger geboortecijfer hebben dan de rijke landen.
  • Je begrijpt het verband tussen de verschillende demografische patronen op de wereldkaart.

Vaardigheden:
  • Je kunt een bevolkingsgrafiek lezen en interpreteren.
  • Je kunt de juiste kaartvaardigheden toepassen om een kaart te bestuderen (selecteren, lezen, indelen, vergelijken, verklaren) of om een kaart te maken.

Slide 15 - Tekstslide

Op welke twee manieren vindt bevolkingsgroei plaats?

Slide 16 - Tekstslide

Op welke twee manieren vindt bevolkingsgroei plaats?

Natuurlijke groei = geboortecijfer - sterftecijfer
Sociale groei = vestiging - vertrek

Noem in een ‘hoe-hoe’-zin de samenhang tussen welvaart, bevolkingsgroei.

Slide 17 - Tekstslide

Op welke twee manieren vindt bevolkingsgroei plaats?

Natuurlijke groei = geboortecijfer - sterftecijfer
Sociale groei = vestiging - vertrek

Hoe lager de welvaart, hoe hoger de natuurlijke bevolkingsgroei.

Slide 18 - Tekstslide

De bevolkingsgroei in Afrika is veel hoger dan in Europa. Wat is daar de voornaamste demografische reden voor?


Slide 19 - Tekstslide

De bevolkingsgroei in Afrika is veel hoger dan in Europa. Wat is daar de voornaamste demografische reden voor?

Demografisch: het geboortecijfer in Afrika is veel hoger.

In veel Europese landen ligt het vervangingscijfer al langere tijd onder de kritische waarde van 2,1 kind per vrouw. Toch groeit de bevolking nog. Welke twee oorzaken kun je daar voor noemen?
  • Er is een vestigingsoverschot
  • Er zijn in deze landen nu nog veel vrouwen in de vruchtbare leeftijd

Slide 20 - Tekstslide

Waarom is het geboortecijfer in arme landen veel hoger dan in rijke landen? Leg elke reden kort uit.Verschil in leeftijdsopbouw
  • Verschil in opleiding
  • Invloed religie
  • Invloed cultuur
  • Verschil in zuigelingensterfte
  • Verschil in welvaart

De sociale omstandigheden zoals gezondheidszorg en voedselsituatie zijn in de arme landen sterk verbeterd, maar het geboortecijfer heeft zich daar nog niet bij aangepast zoals in de rijke landen, daardoor blijft de natuurlijke bevolkingsgroei relatief hoog.

Slide 21 - Tekstslide

Demografisch transitiemodel

Slide 22 - Tekstslide

fase 2
fase 3
fase 4

Slide 23 - Sleepvraag

Demografische druk:
De verhouding tussen de niet-actieve bevolking (0-20 en 65+) en de actieve bevolking.

In een land is de demografische druk 40%. Dat betekent: Van de 100 inwoners behoren er 40 tot de niet-actieve bevolking.

Groene druk: Hoog aandeel jongeren.
Grijze druk: Hoog aandeel ouderen.

Slide 24 - Tekstslide

In de drie landen is een hoge demografische druk, maar de reden is verschillend.

Slide 25 - Tekstslide

Kaartvaardigheden
Leerdoel: Je kunt de juiste kaartvaardigheden toepassen om een kaart te bestuderen (selecteren, lezen, indelen, vergelijken, verklaren) of om een kaart te maken.

Opdracht 5 op pagina 16 van het werkboek.

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
Aan de slag met:
1.5 Maak opdracht 3 op pagina 15 en opdracht 4 op pagina 16 van het werkboek.

Klaar? Check dan jouw antwoorden bij de docent.

Maak de hoofdvragen van 1.4 en 1.5 op pagina 18 en 19 van het werkboek.

Slide 27 - Tekstslide

Kijkvragen
Wat is de belangrijkste economische ontwikkeling in de wereld tussen 1960 en 2010?

Hoe zal volgens professor Hans Rosling de toekomst tot 2050 eruit zien en wat is het verband met de demografische ontwikkeling?
Voor de rijke landen?
Voor de semiperiferie?
Voor de periferie?

Wat vind je van het wereldbeeld dat Rosling schetst voor de toekomst: realistisch of niet-realistisch?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Kijkvragen
Wat is de belangrijkste economische ontwikkeling in de wereld tussen 1960 en 2010?

Hoe zal volgens professor Hans Rosling de toekomst tot 2050 eruit zien en wat is het verband met de demografische ontwikkeling?
Voor de rijke landen?
Voor de semiperiferie?
Voor de periferie?

Wat vind je van het wereldbeeld dat Rosling schetst voor de toekomst: realistisch of niet-realistisch?

Slide 30 - Tekstslide