H3 Meer dan lezen

H3 Meer dan lezen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 Meer dan lezen

Slide 1 - Tekstslide

Niet-herkansers
Zoë, Quin, Hubert, Tom, Tijn, Eva, Joline - ga achterin zitten

Slide 2 - Tekstslide

Dinsdag 17 september
Let op: nieuwe plattegrond 

Donderdag: herkansing werkwoordspelling tijdens de les
- Lezen (5-10 min.) in stilte
- Bestudeer de uitleg in het Youtube-filmpje (Met geluid? Oortjes in! Anders geluid uit!)
- M. oefentoetsen van par. 10 t/m 12 in Nieuw Nederlands online. Ga per paragraaf door tot je 60% score hebt bereikt! 
- Vragen of so nogmaals inzien? Kom bij mij aan het bureau zitten. Max. 1 leerling.
- Geen herkansing? Ga aan de slag met cursus 1 Meer dan lezen: par. 1 in Nieuw Nederlands online

Slide 3 - Tekstslide

Stappenplan

Slide 4 - Tekstslide

Dinsdag 17 september
Donderdag: herkansing 1 werkwoordspelling tijdens de les

Lezen (5-10 min.)
Oefenen met werkwoordspelling (5 min.)
Uitleg inleiding en slot

Slide 5 - Tekstslide

Gisteren (stampen) hij nog snel de regels voor werkwoordspelling in zijn hoofd.
A
stampte
B
stampde
C
stampten
D
stampen

Slide 6 - Quizvraag


Aan het begin van het jaar (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

"Dat Maud zich zo laat (aanmelden), (vinden) de organisatie niet handig."
A
aanmeldt, vindt
B
aanmeld, vind
C
aanmeldt, vinden
D
aanmeld, vindt

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

"Een groot deel van de bevolking (lijden) aan vergeetachtigheid; soms (duiden) dit op dementie."

A
lijd, duidt
B
lijden, duidt
C
lijdt, duidt
D
lijden, duid

Slide 9 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 10 - Quizvraag

(worden) jij ook zo moe van werkwoordspelling?
A
word
B
wordt
C
wert

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onvoltooid deelwoord van:

MAAIEN
A
Gemaaid
B
Gemaait
C
Gemaaien
D
Maaiend

Slide 12 - Quizvraag

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

BELONEN
A
Beloond
B
Beloont
C
Belonen
D
Belonend

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van:

VREZEN
A
Gevreest
B
Gevreesd
C
Gevrozen
D
Vrezend

Slide 15 - Quizvraag

1. De enthousiast begroete logés voelden zich snel op hun gemak.
Bijvoeglijk
naamwoord

Geen
bijvoeglijk
naamwoord

2. Carola zwichtte voor de lage prijs van de nieuwe laarzen.
3. Gisteravond verwachtte ik een mailtje van mijn nichtje.
4. De hele buurt rook naar verbrande autobanden.

Slide 16 - Sleepvraag

Tekstopbouw
Iedere tekst die je leest heeft een opbouw:
inleiding-kern
of 
inleiding-kern-slot

Slide 17 - Tekstslide

Inleiding
- hierin lees je wat het onderwerp is
-de schrijver wil je altijd nieuwsgierig maken
-de schrijver gebruikt een grappig verhaaltje (anekdote) of stelt een vraag of benoemt een voorbeeld

Slide 18 - Tekstslide

Inleiding
  • De aandacht van de lezer trekken.
  • Iets uit de actualiteit.
  • Iets uit de geschiedenis.
  • Een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje (anekdote) of een eigen ervaring.
  • Iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is.

Slide 19 - Tekstslide

Inleiding
  • Het onderwerp introduceren.
  • Je stelt een hoofdvraag (en eventueel deelvragen), formuleert een probleem of geeft je standpunt.

Slide 20 - Tekstslide

Slot
  • Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst.
  • Antwoord op hoofdvraag, oplossing voor probleem of herhaling van standpunt.
  • Signaalwoorden.
  • Uitsmijter.

Slide 21 - Tekstslide

Kortom, als je een puber bent, moet je duidelijke grenzen opgelegd krijgen. Gebeurt dat niet, dan kun je je ontwikkelen tot een onevenwichtige persoonlijkheid, die niet geleerd heeft rekening te houden met anderen. Zonder grenzen kun je jezelf ook in gevaar brengen. Al ervaar je het zelf niet altijd zo, toch is het goed als je ouders weleens 'nee' verkopen. 
Inleiding of slot? Waarom?

Slide 22 - Tekstslide

Afgelopen zondag was het weer zover: een buitenspeldoelpunt werd goedgekeurd en daardoor won Oranje-Rood de beker. Blijkbaar is het zelfs voor doorgewinterde grensrechters moeilijk te bepalen wanneer een speler buitenspel staat. De KNVB wil mede daarom de rol van de grensrechter in het amateurvoetbal veranderen. 
Inleiding of slot? Waarom?

Slide 23 - Tekstslide

Ik vind het feit dat Suriname Nederlands bezit werd een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis. Het had veel gevolgen voor de mensen toen in Suriname en ook voor nu. Er zijn nog steeds veel Nederlandse elementen in Suriname en andersom zijn veel elementen uit de Surinaamse cultuur zichtbaar in Nederland. Daarnaast wonen er nu ook veel Surinamers in Nederland. Ik vind dan ook dat deze gebeurtenis herdacht moet worden, waarbij er aandacht zou moeten zijn voor zowel de positieve als negatieve gevolgen van deze gebeurtenis. 

Slide 24 - Tekstslide

Een goede inleiding van een tekst bestaat uit twee delen, want een inleiding
A
trekt de aandacht en noemt voorbeelden
B
trekt de aandacht en introduceert het onderwerp
C
noemt voorbeelden en introduceert het onderwerp
D
motiveert om te lezen en trekt aandacht

Slide 25 - Quizvraag

Geef voor de tekst aan op welke manier de schrijver de aandacht van de lezer trekt en hoe het onderwerp wordt geïntroduceerd.
A
voorbeeld/anekedote en een probleem formuleren
B
actualiteit en één of meerdere vragen stellen
C
voorbeeld/anekedoteen één of meerdere vragen stellen
D
actualiteiten een probleem formuleren

Slide 26 - Quizvraag


Lees de inleiding
nauwkeurig.

Wat is de functie van de inleiding?
A
enkel aandacht trekken
B
het onderwerp noemen
C
centrale vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 27 - Quizvraag

Geef voor de tekst aan op welke manier de schrijver de aandacht van de lezer trekt.
A
belang voor de lezeren een probleem formuleren
B
geschiedenis en een probleem formuleren
C
geschiedenis een mening (standpunt) verkondigen
D
belang voor de lezeren een probleem formuleren

Slide 28 - Quizvraag

Inleiding van een tekst
bij schoolboekteksten is de inleiding (intro )van een hoofdstuk vaak vetgedrukt
je leest kort wat er in het hoofdstuk behandeld gaat worden

Slide 29 - Tekstslide


A
actualiteit en door een mening of een standpunt aan te kondigen
B
geschiedenis en opbouw van tekst aankondigen
C
voorbeeld/anekedote en door een mening of een standpunt aan te kondigen
D
belang voor de lezer en opbouw van tekst aankondigen

Slide 30 - Quizvraag

Het slot
In het slot vind je vaak de hoofdgedachte:
- Het antwoord op de hoofdvraag (die is gesteld in de inleiding)
of
- Een herhaling van het standpunt 
of
- De oplossing van het probleem

De schrijver kan dit aanvullen met een aanbeveling of een conclusie. Soms sluit het slot aan bij de inleiding, voor een mooi rond verhaal.



Slide 31 - Tekstslide


A
actualiteit en door een probleem te formuleren
B
geschiedenis en door één of meerdere vragen te stellen
C
voorbeeld/anekedote en door een probleem te formuleren
D
belang voor de lezer en door de opbouw van de tekst aan te kondigen

Slide 32 - Quizvraag

Welk soort slot is het slot in de tekst 'App Examengids'?
A
Een advies
B
een antwoord op de vraag uit de inleiding
C
een conclusie

Slide 33 - Quizvraag

In een gemiddeld dorp in de jaren 60 vond je nog een bakker, slager, kruidenier, schilder en fietsenmaker. Dat beeld is ingrijpend veranderd. De ondernemers hebben hun zaak gesloten bij gebrek aan klandizie.
A
Actualiteit
B
Geschiedenis
C
Voorbeeld
D
Persoonlijk belang

Slide 34 - Quizvraag

De omgeving waarin de consument winkelt, is van grote invloed op zijn koopgedrag. Het traditionele distributiekanaal voor de retailmarkt verandert steeds meer van eenvoudig ingerichte winkels naar moderne ‘interactieve’ theaters.

A
Actualiteit
B
Geschiedenis
C
Voorbeeld
D
Persoonlijk belang

Slide 35 - Quizvraag

Het slot van een tekst kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft het slot van Gewoon Boef?
A
een samenvatting geven
B
een conclusie geven
C
een advies geven
D
een toekomstverwachting uitspreken

Slide 36 - Quizvraag


Lees de inleiding nauwkeurig.

Wat is de functie van de inleiding?
A
enkel aandacht trekken
B
het onderwerp noemen
C
centrale vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 37 - Quizvraag

Is de tekst een inleiding of een slot?
A
inleiding
B
slot

Slide 38 - Quizvraag