Formuleren H 5

Trappen van vergelijking

Chakari
hv/v 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking

Chakari
hv/v 

Slide 1 - Tekstslide

Theorie
Drie tappen van vergelijking.
stellende trap
vergrotende trap -er
overtreffende trap -st(e)

Slide 2 - Tekstslide

Aantekeningen maken
1. Een woord dat op -r eindigt, krijgt in de vergrotende trap -der.
zwaar> zwaarder.
2. Een woord dat op een -s eindigt krijgt in de overtreffende trap alleen een -t (boos> boost)

Slide 3 - Tekstslide

3. Een woord dat op -st eindigt krijgt in de overtreffende trap geen -st, maar meest ervoor. woest> meest woest.

Slide 4 - Tekstslide

Als mij of dan ik?
Als na de stellende trap.

Dan na de vergrotende trap.

Slide 5 - Tekstslide

Na als/ dan gebruik je een persoonlijk voornaamwoord 
ik of mij
jij of jou
hij of hem
zij of haar
wij of ons 
                                       zij of hen/hun  ( Langer maken)

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Theo is net zo slim ........ (als/dan )   .......... (zij/haar),  maar 

aardiger ......... (als/ dan) ........... (ik/mij).

Slide 7 - Tekstslide

Uitwerking
Theo is net zo slim (stellende trap dus hier komt er als)
als zij (is)
Maar aardiger (vergrotende trap dus hier komt dan)
dan ik (ben)
-zij klinkt beter dan haar wanneer je het langer maakt. 
- ik klinkt beter dan mij wanneer je het langer maakt. 

Slide 8 - Tekstslide

Als wordt bij .......... trap gebruikt
A
stellende
B
vergrotende

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke trap wordt dan gebruikt?
noteer het zo:
.............. trap

Slide 10 - Open vraag

Als of dan?
Is een huis duurder ...... een boot?

Slide 11 - Open vraag

Als of dan?
Ga jij net zo vaak sporten ..... Kim

Slide 12 - Open vraag

Mijn nieuwe fiets, fietst niet zo fijn ....
mijn oude fiets

Slide 13 - Open vraag

De docent wiskunde legt beter uit ......
de docent Frans.

Slide 14 - Open vraag

Mijn zusje gaat vaker naar de sportschool als/ dan hij/hem

Slide 15 - Open vraag

Volgens Kim gaat haar zusje vaker uit
als/dan zij/haar

Slide 16 - Open vraag

Ik vind dat jij beter je best doet
als/dan ik/mij

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 1
Bladzijde 152

Gebruik de aantekeningen van Formuleren H 5

Slide 18 - Tekstslide