“Wij naar consequentie strevende mensen zijn volgens Nietzsche dus van
voorbijgaande aard.” (regels 186-189) Welke van de onderstaande omschrijvingen drukt het best uit wat hier met ‘van voorbijgaande aard’ bedoeld wordt?
Met ‘van voorbijgaande aard’ wordt hier bedoeld
A dat de mens zich langzaam maar zeker aan het ontwikkelen is tot een
versie van zichzelf die tegen chaos kan.
B dat een mensenleven per definitie tijdelijk is, waardoor elk wereldbeeld
verdwijnt zodra een generatie gestorven is.
C dat het er niet naar uitziet dat de huidige mens ooit zal uitgroeien tot
een naar inconsequentie strevende übermensch.
D dat het nazisme wel heeft aangetoond dat elk consequent wereldbeeld
uiteindelijk ooit ophoudt te bestaan.