2021 - I Leve de vleesetende vegetariër - Wantrouw de rechtlijnigen

1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1 - 1 punt
“Strikt genomen hadden ze een punt” (regels 4-5)
 Citeer het zinsgedeelte uit alinea 1 dat verwoordt welk punt ‘ze’ volgens de tekst hadden. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 1
maximumscore 1
“Diervriendelijk vlees bestaat niet” (regels 1-2)

 Beoordeel de spelling. 

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 2 - 1 punt

Na de inleiding is tekst 1 onder te verdelen in drie delen. Deze
achtereenvolgende delen kunnen van de volgende kopjes worden voorzien:
deel 1: De onmogelijkheid van een consequent wereldbeeld
deel 2: Het dilemma van consequentie in de politiek
deel 3: De inconsequente mens als ideaal?
 Bij welke alinea begint deel 1

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 2
maximumscore 1

(alinea) 5

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 3 - 1 punt

Na de inleiding is tekst 1 onder te verdelen in drie delen. Deze
achtereenvolgende delen kunnen van de volgende kopjes worden voorzien:
deel 1: De onmogelijkheid van een consequent wereldbeeld
deel 2: Het dilemma van consequentie in de politiek
deel 3: De inconsequente mens als ideaal?
 Bij welke alinea begint deel 3

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 3 
maximumscore 1

(alinea) 10

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 4 - 1 punt
“Maar goed, als je consequent bent, kun je het daar niet bij laten.” (regels 20-21) 
Welk bezwaar zou een kritisch lezer kunnen hebben tegen de onderbouwing van deze bewering?


Slide 11 - Tekstslide

Vraag 4 - 1 punt
Welk bezwaar zou een kritisch lezer kunnen hebben tegen de onderbouwing van deze bewering?
A Demonstrerende vegetariërs worden woorden in de mond gelegd om aannemelijk te maken dat ze alleen bij de biologische slager demonstreren vanuit de wens consequent te zijn.
B De tekst beschuldigt vegetariërs die niet gaan demonstreren van inconsequent en dus immoreel gedrag om aannemelijk te maken dat we daarom inconsequente mensen niet serieus moeten nemen.
C Er wordt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat vegetariërs die bij de biologische slager demonstreren, een goed voorbeeld zijn van mensen die consequent volgens hun principes leven.
D Er wordt onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom mensen die zelf een overtuiging hebben, genoodzaakt zijn deze overtuiging ook over te brengen op anderen. 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 4
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 4 - 1 punt

A Demonstrerende vegetariërs worden woorden in de mond gelegd om aannemelijk te maken dat ze alleen bij de biologische slager demonstreren vanuit de wens consequent te zijn.
B De tekst beschuldigt vegetariërs die niet gaan demonstreren van inconsequent en dus immoreel gedrag om aannemelijk te maken dat we daarom inconsequente mensen niet serieus moeten nemen.
C Er wordt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat vegetariërs die bij de biologische slager demonstreren, een goed voorbeeld zijn van mensen die consequent volgens hun principes leven.
D Er wordt onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom mensen die zelf een overtuiging hebben, genoodzaakt zijn deze overtuiging ook over te brengen op anderen. 

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 5 - 1 punt
In de titel van tekst 1, ‘Leve de vleesetende vegetariër – Wantrouw de rechtlijnigen’ duidt het woord ‘rechtlijnigen’ een kenmerk aan van een bepaalde groep mensen.
Met welk woord wordt dat kenmerk in tekst 1 zelf aangeduid? 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 5 
maximumscore 1 

consequent (zijn) / consequentie
 
Beoordeel de spelling. 

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 6
Uit alinea 3 blijkt een oordeel over het al dan niet consequente gedrag van de vegetariër en dat van de niet-vegetariër. Welk oordeel is dat?

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 6 - 1 punt
Uit alinea 3 blijkt een oordeel over het al dan niet consequente gedrag van de vegetariër en dat van de niet-vegetariër. Welk oordeel is dat?

A Beide groepen spreken elkaar terecht aan op hun inconsequente gedrag.
B Beide groepen zouden best wat minder consequent mogen zijn.
C Niet-vegetariërs zijn vaak inconsequenter dan vegetariërs.
D Vegetariërs zijn vaak inconsequenter dan niet-vegetariërs. 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 6
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 6 - 1 punt
Uit alinea 3 blijkt een oordeel over het al dan niet consequente gedrag van de vegetariër en dat van de niet-vegetariër. Welk oordeel is dat?

A Beide groepen spreken elkaar terecht aan op hun inconsequente gedrag.
B Beide groepen zouden best wat minder consequent mogen zijn.
C Niet-vegetariërs zijn vaak inconsequenter dan vegetariërs.
D Vegetariërs zijn vaak inconsequenter dan niet-vegetariërs. 

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 7
Aan alinea 4 kunnen twee functies worden toegekend: een ten opzichte
van de voorafgaande alinea’s en een ten opzichte van de erop volgende
alinea’s. Welke twee functies zijn dat?

Let op signaalwoorden /  -zinnen!

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 7 - 1 punt
Aan alinea 4 kunnen twee functies worden toegekend: een ten opzichte
van de voorafgaande alinea’s en een ten opzichte van de erop volgende
alinea’s. Welke twee functies zijn dat?

A constatering en standpunt
B constatering en voorbeeld
C verklaring en conclusie
D verklaring en standpunt 

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 7
A
constatering en standpunt
B
constatering en voorbeeld
C
verklaring en conclusie
D
verklaring en standpunt

Slide 24 - Quizvraag

Vraag 7 - 1 punt
Aan alinea 4 kunnen twee functies worden toegekend: een ten opzichte
van de voorafgaande alinea’s en een ten opzichte van de erop volgende
alinea’s. Welke twee functies zijn dat?

A constatering en standpunt
B constatering en voorbeeld
C verklaring en conclusie
D verklaring en standpunt 

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 8 
Welk argumentatieschema wordt in alinea 4 vooral gebruikt?

Let op signaalwoorden en signaalzinnen!

Slide 26 - Tekstslide

Vraag 8 - 1 punt
Welk argumentatieschema wordt in alinea 4 vooral gebruikt?
een argumentatieschema op basis van
A autoriteit
B kenmerk of eigenschap
C oorzaak en gevolg
D overeenkomst en vergelijking
E voorbeelden
F voor- en nadelen

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 8 - 1 punt
Welk argumentatieschema wordt in alinea 4 vooral gebruikt?
een argumentatieschema op basis van
A autoriteit
B kenmerk of eigenschap
C oorzaak en gevolg
D overeenkomst en vergelijking
E voorbeelden
F voor- en nadelen

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 9 - 3 punten
Alinea 5 is te lezen als een zelfstandige redenering. Elke zin binnen deze redenering heeft een eigen functie. Twee van die functies zijn in onderstaand schema al gegeven.
 Vul de ontbrekende functies in.
Noteer daartoe de nummers van de betreffende zinnen en zet daarachter de juiste functie.
Kies uit: argument, standpunt of tegenargument. Een functie kan meer
dan een keer voorkomen.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 9 

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 10

Slide 32 - Tekstslide

Vraag 10 - 2 punten
“Zo kent ook de maatschappij losse eindjes en restcategorieën” (regels 113-114)
Een kritisch lezer kan in een tekst verschillende drogredenen herkennen. Geef aan van welke drogreden er sprake zou zijn in het gegeven citaat en leg uit op grond van de tekst wat er dan niet klopt in de argumentatie.

Slide 33 - Tekstslide

Vraag 10 - 2 punten
• (Een kritisch lezer zou kunnen vinden dat hier sprake is van een) verkeerde vergelijking (1 punt)
• (want) het versnipperen/wegstoppen van spullen is niet te vergelijken met het versnipperen/wegstoppen van mensen / (want) spullen zijn niet te vergelijken met mensen / (want) een ordening van spullen kan niet zomaar vergeleken worden met een ordening van mensen in de
maatschappij  (1 punt)
 Maximumlengte van het antwoord: 25 woorden.
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 11 - 1 punt 
Met welke omschrijvingen is de toon in de alinea’s 7 en 8 het best te typeren?

A betweterig en minachtend
B spottend en overdrijvend
C verwijtend en vol onbegrip
D waarschuwend en nieuwsgierig 

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 11
A
betweterig en minachtend
B
spottend en overdrijvend
C
verwijtend en vol onbegrip
D
waarschuwend en nieuwsgierig

Slide 36 - Quizvraag

Vraag 11  
Met welke omschrijvingen is de toon in de alinea’s 7 en 8 het best te typeren?

B spottend en overdrijvend
 

Slide 37 - Tekstslide

Vraag 12 - 1 punt
“Het is de ultieme manier om desastreuze gevolgen van consequent denken te voorkomen.” (regels 139-141)

Wat is ‘de ultieme manier’, volgens tekst 1?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Vraag 12 
maximumscore 1

(De ultieme manier is) de Nederlandse/onze democratie. / dat meerdere partijen, met verschillende wereldbeelden, er samen uitkomen.
 
Beoordeel de spelling. 

Slide 40 - Tekstslide

Vraag 13 - 1 punt
“Want of ze liegen of ze zijn uit op een dictatuur.” (regels 160-161)
 Waarom zou er sprake zijn van liegen, volgens de tekst?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 41 - Tekstslide

Vraag 13 
maximumscore 1

(Er zou sprake zijn van liegen) omdat het niet mogelijk is echt consequent te zijn.

 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 42 - Tekstslide

Vraag 14 - 1 punt
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 43 - Quizvraag

Vraag 14 
B Nietzsche denkt dat de mens niet meer consequent hoeft te zijn als
die mens zich heeft ontwikkeld tot übermensch. De auteur betwijfelt
echter of die übermensch er ooit komt en denkt dat de naar
consequentie strevende mens moet leren leven met inconsequenties.

Slide 44 - Tekstslide

Vraag 15 - 1 punt
“Wij naar consequentie strevende mensen zijn volgens Nietzsche dus van
voorbijgaande aard.” (regels 186-189) Welke van de onderstaande omschrijvingen drukt het best uit wat hier met ‘van voorbijgaande aard’ bedoeld wordt?
Met ‘van voorbijgaande aard’ wordt hier bedoeld
A dat de mens zich langzaam maar zeker aan het ontwikkelen is tot een
versie van zichzelf die tegen chaos kan.
B dat een mensenleven per definitie tijdelijk is, waardoor elk wereldbeeld
verdwijnt zodra een generatie gestorven is.
C dat het er niet naar uitziet dat de huidige mens ooit zal uitgroeien tot
een naar inconsequentie strevende übermensch.
D dat het nazisme wel heeft aangetoond dat elk consequent wereldbeeld
uiteindelijk ooit ophoudt te bestaan.

Slide 45 - Tekstslide

Vraag 15
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 46 - Quizvraag

Vraag 15 
Met ‘van voorbijgaande aard’ wordt hier bedoeld
A dat de mens zich langzaam maar zeker aan het ontwikkelen is tot een
versie van zichzelf die tegen chaos kan.

Slide 47 - Tekstslide

Vraag 16 - 1 punt
In alinea 11 wordt een advies aan de lezer geformuleerd.
Citeer de zin waarin dit advies het duidelijkst wordt geformuleerd. 

Slide 48 - Tekstslide

Vraag 16 - 1 punt
Optie 1: 
“In ieder geval kunnen we in afwachting van deze supermens voorlopig maar beter leren leven met wereldbeelden die weliswaar een zwakke vorm van consistentie kennen, maar uiteindelijk toch inconsequent blijken.”
(regels 194-200) 
Noteer als: "In ieder ... inconsequent blijken." (r. 194-200)

Slide 49 - Tekstslide

Vraag 16 - 1 punt
Optie 2: 
“Je moet wel iets van richtlijnen hebben, maar die ook weer niet al te serieus nemen.” (regels 206-208)

Noteer als: "Je moet ... serieus nemen." (r. 206-208)

 Beoordeel de spelling. 

Slide 50 - Tekstslide

Vraag 17 - 1 punt
Met welke uitspraak wordt het doel van tekst 1 het best getypeerd? Tekst 1 is vooral een betogende tekst
A die de lezer aan het denken wil zetten over de voor- en nadelen van consequent zijn en die probeert aan te zetten tot inconsequent gedrag.
B die de lezer wil uitleggen waarom mensen niet koste wat kost consequent zouden moeten zijn en die suggereert dat inconsequent gedrag voordelen heeft.
C die niet alleen vegetariërs maar ook vleeseters ervan wil overtuigen wat flexibeler met hun principes om te gaan.
D die politici wil overtuigen van de gevaren van consequent zijn en die de lezer wil verleiden tot meer waardering voor de inconsequente mens. 

Slide 51 - Tekstslide

Vraag 17
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 52 - Quizvraag

Vraag 17
Tekst 1 is vooral een betogende tekst
B die de lezer wil uitleggen waarom mensen niet koste wat kost consequent zouden moeten zijn en die suggereert dat inconsequent gedrag voordelen heeft.

Slide 53 - Tekstslide

Vraag 18 - 2 punten
De titel van tekst 1 is ‘Leve de vleesetende vegetariër – Wantrouw de
rechtlijnigen’.
In deze titel worden door ‘Leve’ en ‘Wantrouw’ tegengestelde
waarderingen uitgesproken voor de twee genoemde groepen.
Leg uit waarom de vleesetende vegetariër positief gewaardeerd wordt en de rechtlijnigen negatief gewaardeerd worden.
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je
antwoord niet meer dan 25 woorden. 

Slide 54 - Tekstslide

Vraag 18 - 2 punten
• De vleesetende vegetariër wordt positief gewaardeerd omdat deze inconsequent is / De vleesetende vegetariër durft inconsequent te zijn --> 1 punt

• De rechtlijnigen worden negatief gewaardeerd omdat deze (te) consequent zijn / De rechtlijnigen zijn (te) consequent --> 1 punt
 Maximumlengte van het antwoord: 25 woorden.
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 55 - Tekstslide