3.7 V2 Grammatica zinsdelen - bedrijvende en lijdende vorm
Bedrijvende en lijdende vorm
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Bedrijvende en lijdende vorm
Slide 1 - Tekstslide
Bedrijvende of lijdende vorm
Slide 2 - Tekstslide
Het verschil
Bedrijvend = actief: je (het onderwerp) doet iets
Lijdend = passief: je (het onderwerp) ondergaat iets
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de bedrijvende vorm van 'de jongen gooit de bal'?
A
De bal wordt door de jongen gegooid.
B
De bal is gegooid door de jongen.
C
De jongen gooit de bal.
D
De bal wordt gegooid door de jongen.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de bedrijvende vorm van 'de hond wordt geaaid door het meisje'?
A
De hond wordt geaaid door het meisje.
B
Het meisje aait de hond.
C
De hond wordt door het meisje geaaid.
D
De hond is geaaid door het meisje.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de bedrijvende vorm van 'de auto wordt gerepareerd door de monteur'?
A
De monteur repareert de auto.
B
De auto wordt door de monteur gerepareerd.
C
De auto is gerepareerd door de monteur.
D
De auto wordt gerepareerd door de monteur.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm?
A
Het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm is wie de handeling uitvoert.
B
Er is geen verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm.
C
In de bedrijvende vorm is het onderwerp van de zin de handelende persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp van de zin de handeling ondergaat.
D
In de bedrijvende vorm is het onderwerp van de zin altijd een persoon, terwijl in de lijdende vorm het onderwerp van de zin altijd een object is.
Slide 9 - Quizvraag
Welke zin staat in de lijdende vorm?
A
Hans heeft mijn jas gisteren per ongeluk meegenomen.
B
Mijn jas is gisteren per ongeluk door Hans meegenomen.
C
Hans zou mijn per ongeluk hebben meegenomen.
D
Hans zal mijn jas per ongeluk gaan meenemen.
Slide 10 - Quizvraag
De lijdende vorm wordt ook wel de actieve vorm genoemd.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Wat denk jij dat een lijdende vorm (passieve zin) inhoudt?
A
Iemand die pijn heeft.
B
Een zin met een lijdend voorwerp.
C
Iets of iemand ondergaat de handeling in een zin.
D
Iets of iets doet iets in een zin.
Slide 12 - Quizvraag
In de lijdende vorm doet het onderwerp ...
A
iets
B
niets
Slide 13 - Quizvraag
'Ik schonk de thee in' wordt in de lijdende vorm ...
A
Ik heb de thee ingeschonken
B
De thee werd door mij ingeschonken
C
Ik schenk de thee in
D
De thee wordt door mij ingeschonken
Slide 14 - Quizvraag
Een zin in de lijdende vorm bevat altijd het hulpwerkwoord worden of zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Een zin in de lijdende vorm heeft nooit een lijdend voorwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Hoe maak je een lijdende vorm?
A
Je maakt van het onderwerp een lijdend voorwerp
B
Je maakt van het meewerkend voorwerp een lijdend voorwerp
C
Je zet de bijwoordelijke bepaling achteraan
D
Je maakt van het lijdend voorwerp het onderwerp
Slide 17 - Quizvraag
Selecteer de zin in de lijdende vorm.
A
De koe eet gras.
B
Door de koe wordt het gras gegeten.
C
De koe graast.
D
Obama eet de koe.
Slide 18 - Quizvraag
Welk woord attendeert je op de lijdende vorm?
A
met
B
door
C
bij
D
aan
Slide 19 - Quizvraag
Deze zin staat in de lijdende vorm. Het gerecht wordt door de ober geserveerd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin staat in de (passieve) lijdende vorm?
A
Lieke zette de taart op het aanrecht.
B
De taart wordt door Lieke op het aanrecht gezet.
C
Het aanrecht krijgt een taart van Lieke.
D
Wordt de taart op het aanrecht gezet?
Slide 21 - Quizvraag
Welke zinnen staan in de lijdende vorm?
A
Door Rianne was een prachtige foto gemaakt van een zonsondergang.
B
Toneelspelers repeteren dagelijks voor de komende voorstelling.
C
Door de omwoners werd met man en macht aan de omgewaaide boom getrokken.
Slide 22 - Quizvraag
Staat deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De bloemen worden geplukt door de kinderen.'
A
Lijdende vorm
B
Allebei
C
Bedrijvende vorm
D
Geen van beide
Slide 23 - Quizvraag
Zet om naar de lijdende vorm: Kim zal haar haren gewassen hebben.
A
De haren zijn door Kim gewassen.
B
De haren waren door Kim gewassen.
C
De haren zouden door Kim gewassen zijn.
D
De haren zullen door Kim gewassen zijn.
Slide 24 - Quizvraag
Staat de zin in de bedrijvende of de lijdende vorm?
Er is gisteren bij hem ingebroken.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 25 - Quizvraag
Bedrijvende vorm lijdend maken
Slide 26 - Tekstslide
Van bedrijvend naar lijdend: hoe werkt het?
het lijdend voorwerp wordt het onderwerp
het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die met door begint: een door-bepaling
bij het werkwoordelijk gezegde wordt het hulpwerkwoord worden of zijn gebruikt
Slide 27 - Tekstslide
'Meer dan honderd miljoen mensen bekeken dit jaar de Super Bowl.'
Wat voor zinsdeel is 'de Super Bowl'?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 28 - Quizvraag
'De Super Bowl werd dit jaar door meer dan honderd miljoen mensen bekeken.'
Wat voor zinsdeel is 'de Super Bowl'?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling
Slide 29 - Quizvraag
Wat gaat er mis in de lijdende vorm? Leg uit en/of verbeter.
Bedrijvend: 'Haar buurmeisje gaf al haar verjaardagsgeld in één keer uit.' Lijdend: 'Haar verjaardagsgeld zou door haar buurmeisje in één keer uitgegeven worden.'
Slide 30 - Open vraag
Slide 31 - Tekstslide
Zet in de lijdende vorm: 'Mijn klasgenoot heeft mijn laptop gesloopt.'
Slide 32 - Open vraag
Ik kan nu zinnen omzetten van de bedrijvende naar de lijdende vorm en andersom.