2.2: Onrust in de Nederlanden (2)

2.2: Onrust in de Nederlanden
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.2: Onrust in de Nederlanden

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
  • Bespreken opdracht uit de vorige les
  • uitleg paragraaf 2.2
  • afronden paragraaf 2.2: overzicht maken van alle oorzaken voor het uitbreken van de Opstand
  • aan de slag: Maak een tijdlijn met de belangrijkste gebeurtenissen uit de Opstand. 

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
... heb je laten zien dat je informatie uit een tekst kan halen
... ben je in staat om oorzaken voor het uitbreken van de Opstand te benoemen.
... ken je de betekenis van de volgende begrippen: gewesten, Staten, privileges, landvoogdes, stadhouder, Staten-Generaal, centralisatie, particularisme, inquisitie en Smeekschrift.

Slide 3 - Tekstslide

bespreken van de vragen:
1. Leg uit hoe de Nederlanden onder Karel V bestuurd werden.
2. Leg uit wat de begrippen: gewesten, Staten, privileges, landvoogdes en stadhouder betekenen.
3. Leg uit waarom Karel V het bestuur van de Nederlanden wilde veranderen.
4. Geef een oorzaak voor het ontstaan van onrust, gebruik in je antwoord de begrippen: ketters en protestanten.
5. Leg uit waarom de Nederlanden na het aftreden van Karel V de Nederlanden pas echt onrustig werden.

Slide 4 - Tekstslide

oorzaken?

Slide 5 - Woordweb

De Nederlanden onder Karel V
  • veel mensen in de Nederlanden leven in steden, daar leven ze van handel en nijverheid.
  • 1515: Karel V wordt landsheer van de Nederlanden, door gebieden te kopen en oorlog te voeren had hij in 1543 bijna alle gewesten in handen 

Slide 6 - Tekstslide

Het bestuur:
  • Nederlanden geen eenheid
  • elk gewest heeft eigen regels en gewoonten
  • overleg in de gewestelijke staten, bijeenkomst van de voornaamste edelen, geestelijken en afgevaardigden van de steden van een gewest

Slide 7 - Tekstslide

Het bestuur:
  • pas wanneer de vorst hun oude privileges wilde bevestigingen of nieuwe wilden geven waren de Staten bereid om belasting te betalen. 
  • Karel is ook keizer van het Duitse Rijk en koning van Spanje, hij is daarom meestal buiten de Nederlanden.
  • Hij liet zich daarom vertegenwoordigen door een landvoogdes.
  • binnen ieder gewest benoemde hij een stadhouder

Slide 8 - Tekstslide

Centralisatie van het bestuur:
  • voor een vorst war het niet handig als elk gewest zijn eigen regels en privileges had.
  • besturen vanuit een hoofdstad , Brussel
  • Als Karel geld nodig had riep hij alle afgevaardigden uit de gewesten bij elkaar: de Staten-Generaal
  • centrale rechtbank
  • gewesten willen het liever bij het oude houden. (particularisatie) 
  • Karel benoemd vaak mensen uit de burgerij, de adel verliest macht

Slide 9 - Tekstslide

Plakkaten tegen ketters:

  • Karel V wenst dat al zijn onderdanen Katholiek zijn,
     beschouwd protestanten als ketters.
  • Bloedplakkaat 
  • stadsbesturen moeten zorgen voor de uitvoering tegen ketters, dit doen ze vaak expres niet goed als protest tegen de centrale wetgeving

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Filips II
  • 1555 Karel V treed af, zoon Filips II werd koning van Spanje en landsheer over de Nederlanden
  • Filips voelt zich niet thuis in de Nederlanden en vertrekt in 1559 voorgoed naar Spanje, zijn halfzus Margaretha van Parma wordt landvoogdes. 

Slide 12 - Tekstslide

Filips II
  • probeert vanuit Spanje controle over het bestuur te houden
  • verbood Margaretha de Staten Generaal bijeen te ropen, die hinderen alleen maar de besluitvorming
  • eist dat het bloedplakkaat nageleefd wordt
  • inquisitie 

Slide 13 - Tekstslide

De edelen komen in actie
  • trokken naar Brussel
  • 5 april 1566 bieden ze aan de landvoogdes het smeekschrift aan. 
  • hierin staat: verzoek tot het bijeenroepen van de Staten-Generaal voor het oplossen van religieuze en politieke problemen, plakkaten tegen ketters buiten werking stellen totdat Filips antwoord.
  • Margaretha belooft voorlopig minder streng op te treden 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welke oorzaken zijn volgens jou het belangrijkst? Leg uit waarom

Slide 16 - Open vraag

Afsluiting:
Geef een antwoord op de deelvraag: Waardoor ontstond er in de Nederlanden grote onrust?

gebruik in je antwoord de begrippen: gewesten, privileges, Staten, centralisatie, Staten-Generaal, particularisme, bloedplakkaat, inquisitie en Smeekschrift.

Slide 17 - Tekstslide

introductie 2.3: De opstand breekt uit
  • lees de theorie van paragraaf 2.3 en maak een tijdlijn met alle gebeurtenissen
  • kies 1 gebeurtenis die volgens jou de meest belangrijke is geweest, noteer deze gebeurtenis en leg aan de hand van 2 argumenten uit waarom jij deze keuze hebt gemaakt. 

Slide 18 - Tekstslide