Nieren en afweer herhaling

Nieren en afweer
herhaling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Nieren en afweer
herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Nieren
De nieren liggen aan de rugzijde bovenin de buikholte. 

Je nieren filteren je bloed.

Je hebt twee nieren die iedere dag 180 liter bloed zuiveren.

Slide 2 - Tekstslide

Nieren
Je nieren maken urine





Urine bestaat uit veel verschillende afvalstoffen. Ook een teveel aan hormonen verlaten zo je lichaam.

Slide 3 - Tekstslide

nier
nierschors

niermerg

nierbekken
Nierschors
Nierschors: Zorgt voor het afscheiden van water en afvalstoffen. Dit noem je urine.
Niermerg
Niermerg: Zorgt voor het afscheiden van water en afvalstoffen, dit noem je urine.
Nierbekken
verzamelt de urine. 
Nierslagader en nierader
Nierslagader: Brengt het bloed naar de nieren. 
Nierader: brengt het bloed van de nieren richting het hart. 

Slide 4 - Tekstslide

Nier

Nierbekkens:

- verzamelen de urine 

Vanuit hier via de urineleider naar de urineblaas 

Slide 5 - Tekstslide

De weg van urine
  • Nierbekken
  • Urineleider
  • Urineblaas
  • Urinebuis 

Slide 6 - Tekstslide


De afbeelding geeft onder andere een nier weer. Welke letter geeft het nierbekken aan?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 7 - Quizvraag

Je nieren halen water en afvalstoffen uit je bloed. Hoe heet de vloeistof die je nieren maken?
A
Urine
B
Co2
C
Bloedplasma
D
Nierplasma

Slide 8 - Quizvraag

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Urinebuis- Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas- Urinebuis
C
Urineleider - Nieren - Urinebuis -Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren- Urinebuis

Slide 9 - Quizvraag

De buitenste laag van de nier wordt ...................................... van de nier genoemd
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het niervlies

Slide 10 - Quizvraag


De nieren horen bij het
A
Verteringstelsel
B
Uitscheidingstelsel
C
orgaan
D
Zenuwstelsel

Slide 11 - Quizvraag

Voldoende water drinken is belangrijk voor de werking van de nieren.
Waarom?

Slide 12 - Open vraag

Wat doen de nieren ook alweer?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 13 - Quizvraag

Afweer (paragraaf 3.6

Afweer door slijmvliezen

Slide 14 - Tekstslide

Afweer door zuur

Slide 15 - Tekstslide

Afweer door insluiting (fagocytose)

Slide 16 - Tekstslide

Afweer door antistoffen

Slide 17 - Tekstslide

Actieve immunisatie 
1) het lichaam maakt antistoffen tegen de ziekteverwekker.
2) Het lichaam maakt geheugencellen waardoor je snel kunt reageren bij een tweede besmetting.

Natuurlijke immuniteit                    Kunstmatige immuniteit
Je hebt de ziekte zelf doorstaan       Je hebt een vaccin gekregen
In beide gevallen maak je antistoffen en geheugencellen


Slide 18 - Tekstslide

Passieve imuniteit

Je krijgt antistoffen (serum) toegediend.
Je maakt geen antistoffen zelf
Je maakt geen geheugencellen
Je bent van korte duur immuun

Slide 19 - Tekstslide

Sommige witte bloedcellen maken antistoffen tegen ziekteverwekkers
A
Juist
B
Onjuist alle witte bloedcellen
C
Onjuist, witte bloedcellen maken antistoffen

Slide 20 - Quizvraag

Voor iedere ziekteverwekker maken we een eigen antistof.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 21 - Quizvraag


Bij wie heeft het lichaam
de meeste tijd nodig om antistof te maken?
A
Ilse
B
Danique

Slide 22 - Quizvraag



Een vaccin zorgt ervoor dat je lichaam
het virus al kent en al antistoffen aanmaakt vóórdat je ziek wordt.
Jouw lichaam onthoudt hoe ze die antistoffen snel kan aanmaken.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 23 - Quizvraag

Je lichaam houdt lichaamsvreemde stoffen buiten op de volgende manieren:
A
Door te zeggen: "Ga weg jij!"
B
Huid, en witte bloedcellen en maagzuur
C
Slijmvliezen, Huid en witte bloedcellen
D
Huid, slijmvliezen, maagzuur en witte bloedcellen

Slide 24 - Quizvraag

Eén type antistof kan zich aan verschillende typen ziekteverwekkers hechten.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Is dit een voorbeeld van fagocytose?
A
Ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Welke letter geeft een
antistof aan?
A
letter P
B
letter Q
C
letter R

Slide 27 - Quizvraag