Examenoefening havo4 - 31 t/m 50

Examenoefening
havo4

vraag 31 t/m 50
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examenoefening
havo4

vraag 31 t/m 50

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Welk nucleïnezuur hebben de onderzoekers geanalyseerd om de rol van dit stukje DNA te bepalen?
En wat hebben ze van dit stukje DNA aangetoond?
A
DNA en de genetische code
B
DNA en de genexpressie
C
RNA en de genetische code
D
RNA en de genexpressie

Slide 3 - Quizvraag

Actief DNA = transcriptie en translatie --> BINAS 71E
dus er wordt RNA van gemaakt en daarna een eitwit; 
dit is genexpressie

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je ingevuld bij 1, 2, 3 en 4?
A
1= hormoonproductie; 2= gastrine 3= maagsapproductie; 4 = HCL
B
1= maagsapproductie; 2= gastrine 3= hormoonproductie; 4 = HCL
C
1= maagsapproductie; 2= HCl 3= hormoonproductie; 4 = gastrine
D
1= hormoonproductie; 2= HCl 3= maagsapproductie; 4 = gastrine

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

dit is kennis !!

Slide 8 - Tekstslide

Door een sterke toename van de.....(1)..... ontwikkelde Rien een .....(2).....
LET OP: 1 uur na het sporten!!
A
(1) assimilatie (2) hyper
B
(1) assimilatie (2) hypo
C
(1) dissimilatie (2) hyper
D
(1) dissimilatie (2) hypo

Slide 9 - Quizvraag

De volgende vraag gaat over de poortader. 
Wat weet je over de poortader?

Slide 10 - Tekstslide

Toen bij Rien de kunst-alvleesklier werd aangebracht, is de glucose- sensor op een bloedvat in zijn buik aangesloten. Hierbij werd, om twee redenen, niet voor de poortader gekozen.
Eén reden is de diepe ligging van de poortader.

Wat is de andere reden?
A
de poortader is zuurstofarm en de sensor heeft zuurstof nodig
B
de poortader is maar een relatief korte ader, dus te weinig tijd om glucose te meten
C
de glucoseconcentratie in de poortader is hoger dan de waarde in de andere bloedvaten
D
de poortader komt van de darm, de glucose is dan verbruikt

Slide 11 - Quizvraag

Rien gaat op zaterdag één uur na het ontbijt een voetbalwedstrijd spelen. Na de wedstrijd luncht hij. Meteen hierna kijkt hij naar een film. Zowel zijn ontbijt als lunch zijn koolhydraatrijke maaltijden.
1 een half uur na het ontbijt,
2 tijdens de tweede helft van de voetbalwedstrijd,
3 tijdens het filmkijken, na de lunch.
Noteer de nummers 1, 2 en 3 onder elkaar op je antwoordblad en geef achter elk nummer aan of de kunst-alvleesklier op het betreffende tijdstip wel of niet insuline aan het bloed afgeeft.

Slide 12 - Open vraag

  • Neutraliseren van het zuur uit de maag 
  • Productie van HCO3-
  • Afgifte van lipase/amylase
  • Afgifte van alvleessap
  • Vertering van zetmeel
  • Vertering van vet
Vraag 36. (1p)
Niet alle functies van de alvleesklier worden door de kunst-alvleesklier overgenomen. Noteer een functie van de alvleesklier die de kunst-alvleesklier niet overneemt.
BINAS 82F

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

vraag 37. 1p 
bij een groot aantal proefpersonen hebben individuele variaties minder invloed op het resultaat of het onderzoek is hierdoor betrouwbaarder.

vraag 38. 1p 
de controlegroep kreeg een:
  •  placebo
  • pillen met een niet werkzame stof

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

wel
niet
niet

Slide 17 - Tekstslide

Een orchideeënkweker legt zich toe op de vermeerdering van een bepaald orchideeënras dat door de kleur en grootte van de bloemen geliefd is als kamerplant.
Vraag 40. (2p)
Leg uit of deze kweker de kenmerken van het ras het best kan behouden door vermeerdering met weefselkweek of juist door vermeerdering met zaden.
  • Bij weefselkweek is sprake van ongeslachtelijke vermeerdering en daarbij treedt geen vermenging van erfelijke eigenschappen op waardoor de eigenschappen van de orchidee behouden blijven.
  • Bij weefselkweek hebben de nakomelingen hetzelfde genotype als de ouder.
  • Bij vermeerdering met zaad, het resultaat van geslachtelijke voortplanting, treedt vermenging van erfelijke eigenschappen op waardoor het uiterlijk van de bloemen heel anders kan zijn dan dat van de ouderplant.
  • Bij vermeerdering met zaad ontstaan andere genotypen.
Nectar: pag 242 en bron 7

Slide 18 - Tekstslide

In plantenkassen kan men planten en schimmels gecontroleerd laten groeien in aanwezigheid van CO2 waarvan het C-atoom radioactief gelabeld is.
Een onderzoeker wil met een experiment aantonen dat kiemende zaden van een orchidee via een schimmel organische stoffen opnemen die afkomstig zijn van jonge bomen. De onderzoeker beschikt over:

  1. Jonge bomen die opgroeien in een kas met radioactief CO2.
  2. Zaden die zijn ontstaan aan een orchidee die is opgegroeid in een kas met radioactief CO2.
  3. Een schimmel die is gekweekt in een kas met radioactief CO2.
  4. Jonge bomen die opgroeien in een kas zonder radioactief CO2.
  5. Zaden die zijn ontstaan aan een orchidee die is opgegroeid in een kas zonder radioactief CO2.
  6. Een schimmel die is gekweekt in een kas zonder radioactief CO2.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 41. (2p)
Welke van deze zes organismen moet de onderzoeker, afgezien van controles, hiervoor gebruiken?

Slide 20 - Open vraag

In plantenkassen kan men planten en schimmels gecontroleerd laten groeien in aanwezigheid van CO2 waarvan het C-atoom radioactief gelabeld is.
Een onderzoeker wil met een experiment aantonen dat kiemende zaden van een orchidee via een schimmel organische stoffen opnemen die afkomstig zijn van jonge bomen. De onderzoeker beschikt over:

  1. Jonge bomen die opgroeien in een kas met radioactief CO2.
  2. Zaden die zijn ontstaan aan een orchidee die is opgegroeid in een kas met radioactief CO2.
  3. Een schimmel die is gekweekt in een kas met radioactief CO2.
  4. Jonge bomen die opgroeien in een kas zonder radioactief CO2.
  5. Zaden die zijn ontstaan aan een orchidee die is opgegroeid in een kas zonder radioactief CO2.
  6. Een schimmel die is gekweekt in een kas zonder radioactief CO2.

Slide 21 - Tekstslide

Een bijzondere orchidee is het bleek bosvogeltje. Een orchidee zonder bladgroen. Het is een albinoplant die een symbiose vormt met de wortels van een boom. Het bleek bosvogeltje staat in contact met bepaalde vaten van de boom en neemt daaruit stoffen op.
Welke uitspraak over de overdracht van stoffen van de boom naar het bleek bosvogeltje is juist?
A
Voor de opbouw van cellulose neemt het bleek bosvogeltje organische stoffen op uit de bastvaten.
B
Voor de opbouw van cellulose neemt het bleek bosvogeltje anorganische stoffen op uit de houtvaten.
C
Voor de opbouw van glucose neemt het bleek bosvogeltje water op uit de bastvaten.
D
Voor de opbouw van glucose neemt het bleek bosvogeltje water op uit de houtvaten.

Slide 22 - Quizvraag

Bleek bosvogeltje:

geen bladgroen --> geen fotosynthese --> geen glucose

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 43. (2p)
Welk hormoon is verantwoordelijk
voor het ‘nestgedrag’?
A
FSH
B
HCG
C
LH
D
prolactine

Slide 24 - Quizvraag

Dit wordt veroorzaakt door een hormoon, dat de hersenen van de aanstaande moeder aanmaakt om haar klaar te maken voor het moederschap. Dit hormoon veroorzaakt bij zoogdieren tijdens de zwangerschap het nestgedrag en na de zwangerschap het zogen.
BINAS 89A

Slide 25 - Tekstslide

Hierdoor wordt via het ruggenmerg van de moeder een signaal doorgegeven aan haar hersenen, waardoor er een extra stoot oxytocine afgegeven wordt om de weeën te versterken.
In sommige situaties besluit de arts om een ruggenprik te geven omdat de vrouw tijdens de bevalling te veel pijn lijdt. Bij het toedienen van een ruggenprik wordt er een stof tussen de vliezen rond het ruggenmerg gespoten. Deze stof heeft een verdovende werking. Hierdoor voelt de aanstaande moeder minder pijn, maar kan nog wel persen.
Vraag 44. (2p)
Leg uit waardoor na het verstrekken van de ruggenprik ook vaak een oxytocine-infuus gegeven moet worden.
let op! 2p vraag, dus in 2 stappen antwoorden geven

Slide 26 - Tekstslide

  • door de ruggenprik komt er geen impuls meer aan in de hersenen = verdoving           1p 
  • waardoor de hersenen niet extra oxytocine afgeven om de weeën te versterken, dus kan een oxytocine-infuus nodig zijn                               1p

Slide 27 - Tekstslide

Als het kind aan de tepel zuigt, stimuleert het de afgifte van oxytocine in de hersenen van de moeder, waardoor de melk uit de borstklier vrijkomt. Tijdens het zogen heeft oxytocine een rustgevend effect. Enige tijd na de geboorte kan het huilen van het kind al voldoende zijn om de toeschietreflex op gang te brengen, waardoor er zo’n hoge concentratie oxytocine afgegeven wordt dat de melk de borst uitspuit. Bij deze spontane melkafgifte spelen de onderstaande gebeurtenissen een rol:
1    Stimulering van de hypofyse van de moeder
2   Huilen van het kind
3   Oxytocine wordt afgegeven
4   Prikkeling van het gehoorzintuig van de moeder
5   Spontane melkafgifte
6   Verwerking in de hersenen van de moeder

Vraag 45. (1p)
In welke volgorde leiden bovenstaande gebeurtenissen tot de spontane melkafgifte?

Slide 28 - Tekstslide

In welke volgorde leiden bovenstaande gebeurtenissen tot de spontane melkafgifte?
A
2-4-1-6-3-5
B
2-4-6-1-3-5
C
2-4-6-3-1-5
D
2-4-3-1-6-5

Slide 29 - Quizvraag

Voor het onderzoek naar de erfelijke eigenschappen van Inuk is alleen gebruik gemaakt van het haar en niet van de botfragmenten. Beenweefsel wordt namelijk gemakkelijk verontreinigd met micro-organismen. Haren zijn daar minder gevoelig voor.
Vraag 46. (1p) Leg uit waardoor beenweefsel dat verontreinigd is met micro-organismen niet meer geschikt is voor het onderzoek naar de erfelijke eigenschappen van Inuk.
A
de micro-organismen vernietigen het DNA van Inuk (waardoor er te weinig Inuk-DNA overblijft)
B
omdat het monster dan verontreinigd is met DNA van bacterien en/of schimmels

Slide 30 - Quizvraag

Het blijkt dat er grote overeenkomst is tussen het DNA van Inuk en dat van de moderne mens. Luc en Bas vragen zich af wat er in het onderzoek met elkaar is vergeleken.
Vraag 47. (2p)
Wat hebben de onderzoekers met elkaar vergeleken?
A
Het karyogram van Inuk met een karyogram van de moderne mens.
B
DNA-fragmenten van Inuk met overeenkomstige DNA-fragmenten van de moderne mens.
C
Afzonderlijke basenparen van Inuk met overeenkomstige basenparen van de moderne mens.
D
Afzonderlijke nucleotiden van Inuk met overeenkomstige nucleotiden van de moderne mens.

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Vraag 48. (2p)

Bij welke groepen consumenten hebben Luc en Bas de Saqqaq ingedeeld?
A
consumenten van 1e of 2e orde
B
consumenten van 2e of 3e orde
C
consumenten van 3e of hogere orde

Slide 33 - Quizvraag

De onderzoekers uit het krantenartikel wisten de complete genetische code van Inuk te ontcijferen. Het is de eerste genoomanalyse van een prehistorische mens. Met de DNA- bepaling werden verschillen in het DNA vastgesteld tussen Inuk en de huidige mensen uit Noord-Siberië.
Vraag 49. (1p)
Met welke biologische term wordt de spontane verandering van het DNA aangeduid, waardoor deze verschillen ontstaan zijn?

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide