2H3 - Adjectives / adverb

Lesson goal
At the end of class, you know what the functions of adjectives and adverbs are, and where they are placed in an English sentence. 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesson goal
At the end of class, you know what the functions of adjectives and adverbs are, and where they are placed in an English sentence. 

Slide 1 - Tekstslide

What is an 'adjective'?

Slide 2 - Open vraag

What is an 'adverb'?

Slide 3 - Open vraag

What is the function of an 'adjective'? (You may answer in Dutch)

Slide 4 - Open vraag

What is the function of an 'adverb'? (You may answer in Dutch)

Slide 5 - Open vraag

Adjective
bijvoeglijk naamwoord

  • zelfstandig naamwoord
- My mum drives a blue car.
- I am always cold
Adverbbijwoord

  • werkwoord
- My brother always sings loudly in the shower. 

  • bijvoeglijk naamwoord
- The movie was really awesome

  • ander bijwoord
- Please read very carefully. 

Slide 6 - Tekstslide

The car drives fast.
'Fast' is an ..
A
Adjective
B
Adverb

Slide 7 - Quizvraag

She dances very beautifully.
'Beautifully' is an ..
A
Adjective
B
Adverb

Slide 8 - Quizvraag

Robin Hood was a brave man.
'Brave' is an ..
A
Adjective
B
Adverb

Slide 9 - Quizvraag

Don't forget your woollen gloves!
'Woollen' is an ..
A
Adjective
B
Adverb

Slide 10 - Quizvraag

ADJECTIVES
Adjectives (=bijvoeglijk naamwoorden) say something about a noun (=zelfstandig naamwoorden).

Bijvoeglijk naamwoorden staan ..
  • ..voor een zelfstandig naamwoord
  • ..na een werkwoord (to be, to seem, to appear, to feel, to taste, to look, to sound, to smell)




Slide 11 - Tekstslide

Create an example of an adjective in a sentence (English of course!)

Slide 12 - Open vraag

ADJECTIVE (continued)
Adjectives all have their own forms.
There are, however, some regular word endings:
  • -able / -ible: comfortable, incredible
  • -ful: beautiful, wonderful
  • -ish: British / childish
  • -ive: active, creative
  • -less: priceless, endless
  • -eous / -ious / -ous: spontaneous, anxious, dangerous

Slide 13 - Tekstslide

ADVERB

Adverbs (=bijwoorden) say something about 
1. a verb, 
2. an adjective, 
3. a different adverb

Verb: how / where / when did something happen
  • James answered the question : correctly.
Adjective: adverb describes the intensity of the adjective
  • Is my singing too loud?
  • We will be slightly late to today's class.

Adverb: first adverb describes the intensity of the second adverb.
  • Abdullah finished his test somewhat hastily
  • Isadora jogs quite frequently.

Slide 14 - Tekstslide

ADVERB (continued)
Bijwoorden worden op drie manieren 'gevormd':
  1. adjective + -ly
nice > nicely                                           extreme > extremely
bad > badly                                             beautiful > beautifully 
calm > calmly                                        wonderful > wonderfully 
quick > quickly
real > really

Slide 15 - Tekstslide

ADVERB (continued)
Let op! Je kunt niet achter élk bijvoeglijk naamwoord -ly plakken om een bijwoord te maken. Er zijn wat spellingsregels:
  • medeklinker + y > -ily (easy > easily, happy > happily)
  • -le > -ly (gentle > gently, terrible > terribly)
  • -c > -ically (basic > basically, tragic > tragically) 

LEER DEZE SPELLINGSREGELS UIT JE HOOFD! (zie pagina 120)

Slide 16 - Tekstslide

ADVERBS (continued)
Bijwoorden worden op drie manieren 'gevormd':
2. Bijvoeglijk naamwoord is hetzelfde als bijwoord
fast, high, hard, straight, late, early, daily, weekly, wrong 

(hard = moeilijk, hardly = nauwelijks
late = laat, lately = recentelijk) 

LEER DEZE ONREGELMATIGE BIJWOORDEN UIT JE HOOFD!

Slide 17 - Tekstslide

ADVERB (continued)
Bijwoorden worden op drie manieren 'gevormd':
3. Vaak voorkomende bijwoorden - eigen vorm
always, never, ever, just, already, since, quite, so, too, very, rather, both, seldom, etc, etc.

Slide 18 - Tekstslide

Welcome, 2H3!
Please sign up for this LessonUp by entering the code in the bottom left of the screen!

Slide 19 - Tekstslide

Lesson programme
  1. Recap of yesterday's lesson
  2. Instruction on adverbs (continued)
  3. Assignment on adjectives + adverbs

Slide 20 - Tekstslide

Wat is an adjective (vertaling) and what is its function?

Slide 21 - Open vraag

Where can an adjective be placed in an English sentence?

Slide 22 - Open vraag

ADJECTIVES
Adjectives (=bijvoeglijk naamwoorden) say something about a noun (=zelfstandig naamwoorden).

Bijvoeglijk naamwoorden staan ..
  • ..voor een zelfstandig naamwoord
  • ..na een werkwoord (to be, to seem, to appear, to feel, to taste, to look, to sound, to smell)




Slide 23 - Tekstslide

What is an adverb (vertaling) and what is its function?

Slide 24 - Open vraag

ADVERB

Adverbs (=bijwoorden) say something about 
1. a verb, 
2. an adjective, 
3. a different adverb

Verb: how / where / when did something happen
  • James answered the question : correctly.
Adjective: adverb describes the intensity of the adjective
  • Is my singing too loud?
  • We will be slightly late to today's class.

Adverb: first adverb describes the intensity of the second adverb.
  • Abdullah finished his test somewhat hastily
  • Isadora jogs quite frequently.

Slide 25 - Tekstslide

How do you make an adverb?

Slide 26 - Open vraag

ADVERB (continued)
Bijwoorden worden op drie manieren 'gevormd':
  1. adjective + -ly
nice > nicely                                           extreme > extremely
bad > badly                                             beautiful > beautifully 
calm > calmly                                        wonderful > wonderfully 
quick > quickly
real > really

Slide 27 - Tekstslide

ADVERB (continued)
Let op! Je kunt niet achter élk bijvoeglijk naamwoord -ly plakken om een bijwoord te maken. Er zijn wat spellingsregels:
  • medeklinker + y > -ily (easy > easily, happy > happily)
  • -le > -ly (gentle > gently, terrible > terribly)
  • -c > -ically (basic > basically, tragic > tragically) 

LEER DEZE SPELLINGSREGELS UIT JE HOOFD!

Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn de bijwoorden van 'sad', 'careful', 'deep', 'patient', confident'?

Slide 29 - Open vraag

Wat zijn de bijwoorden van 'ordinary', 'hungry', 'heavy', 'comfortable', 'artistic'?

Slide 30 - Open vraag

ADVERB (continued)
Recap: een bijvoeglijk naamwoord staat vóór het zelfstandig naamwoord waar het iets over zegt, of ná een vorm van to be

Een bijwoord staat:
  • vóór het bijvoeglijk naamwoord / bijwoord  waar het iets over zegt
  • vóór het werkwoord waar het iets over zegt
  • ná een vorm van to be

Slide 31 - Tekstslide

Assignment
GoFormative assignment on Adjectives + Adverbs

goformative.com/join
Class code: LLAZ82
(2H3 - Adjectives / Adverbs)

Slide 32 - Tekstslide

Homework
Monday 15 February 
- Study words phrases 2 (Unit 5)
- Study irregular verbs 1-15 (to be - to fall)
- Finish GoFormative 'Adjectives / Adverbs'
- Finish exercise 13 + 14 (vocabulary lesson 2)

Slide 33 - Tekstslide

Welke drie groepen 'adverbs' zijn er (vorm)?

Slide 34 - Open vraag

Waar in de zin plaats je een 'adjective'?

Slide 35 - Open vraag

Waar in de zin plaats je een 'adverb'?

Slide 36 - Open vraag