1. Wanneer ik mijn nieuwe kleedgeld krijg, kan ik die sneakers eindelijk kopen.
2. Vrijdag is het Koningsdag, dat houdt in dat we niet naar school hoeven.
3. Het was de afgelopen dagen lekker warm, daardoor bloeien de planten sneller.
4. Ik heb een hekel aan zwemmen, daarom ga ik niet mee.