2KB2 14 februari 2022

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

WELKOM

3 Kader

Welkom 2KB2

 2KB2 De les start over twee minuten !

- Mobiel in de bak

- Boek, laptop, pen en schrift op  

   tafel

- Tas van de tafel

- Eigen naam in LessonUp

- Iedereen doet mee

Programma van de les 2KB2

Programma:

• Aanwezigheid
• Gedicht van de dag
• Toets inhaal
• Toets Schrijven 
• 
  

Lesdoel:

- verwijswoorden

-voltooid deelwoord

Allereerst...

Is iedereen aanwezig?

Gedicht van de dag

Inhalen toets woordenschat

Woordenschat H3 en H4

donderdag 17 februari negende uur

Woordenlijsten zijn verstuurd in Magister

Toets aanstaande vrijdag

Schrijven H3

Lesdoelen

- je weet wat verwijswoorden zijn

- je weet dat deze, die, dat en dit verwijswoorden zijn

- je weet dat je met verwijswoorden kunt verwijzen naar iemand die of naar iets wat eerder genoemd is

• Lijdend voorwerp

Vorige les

VERWIJSWOORDEN

Verwijswoorden verwijzen meestal 

naar een woord dat al eerder genoemd is of 

wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

DEZE, DIE, DAT, DAT, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN

Dit zijn verwijswoorden.

Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat 

eerder genoemd is.

DEZE, DIE, DIT, DAT

Dit zijn verwijswoorden.

dezE en diE gebruik je bij dE-woorden

diT en daT gebruik je bij heT-woorden

de-woorden

Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 

is een mannelijk of vrouwelijk woord 

of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 

aanwijzende voornaamwoorden deze en die.

dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

het-woorden

Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 

is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 

aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.

heT eindigt op een T - diT en daT eindigen ook op een T

Verwijswoorden - voorbeeld

de-woorden: verwijs met deze of die

het-woorden: verwijs met dit of dat

de-woorden en het-woorden

Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.

(de deur)

Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.

(het paard)

Bijvoorbeeld:

Rens pakt zijn jas. Rens trekt zijn jas aan.

Je kunt dit korter zeggen:

Rens pakt zijn jas. Hij trekt hem aan.

Je gebruikt hij voor Rens, en hem voor zijn jas.

Wat is het juiste verwijswoord?

H3, TV: opdr. 1 (blz. 86)

Waar heb je het zakje snoep gelegd, die/dat Dex gisteren heeft gekocht?

1. die
2. dat

Onze boot is gerepareerd. Morgen brengen we het/hem naar de haven.

1. het
2. hem

Mayra's zonnebril is kapot, want Melle heeft hem/ze per ongeluk laten vallen.

1. hem
2. ze

Folkert heeft de jas van Roosmarijn meegenomen. Deze/Dit moet hij straks een hem/haar teruggeven.

1. deze, haar
2. deze, hem
3. dit, haar
4. dit, hem

De spelers moesten terugkomen op hun/zijn besluit om uit deze/dit team te stappen.

1. zijn, deze
2. zijn, dit
3. hun, dit
4. hun, deze

De koffiekopjes staan nog op dit/deze tafeltje. Wil jij hem/ze even opruimen?

1. dit, hem
2. dit, ze
3. deze, hem
4. deze, ze

Wat?

• H3, TV: opdr. 1, 2 en 3.

Hoe?

• Boek blz. 82 en 83 + schrift
• Online Taalverzorging formuleren , over verwijswoorden

Klaar? 

Verder met opdracht 4

Aan het werk

Pak opdracht 2 erbij. 

Nakijken

Noteer 2 zinnen die je gemaakt hebt bij opdracht 2. Je mag zelf kiezen welke.

Na deze les...

• Weet je wat verwijswoorden zijn
  
• Weet je dat deze, die, dat en dit verwijswoorden zijn
• Weet je dat je met verwijswoorden kunt verwijzen naar iemand die of naar iets wat eerder genoemd is

Doel

Noteer 3 dingen die we deze les hebben gedaan.

Ik heb hard gewerkt vandaag.

0100

Huiswerk

• Wat is een voltooid deelwoord? Neem 2 voorbeelden mee.
• Welke 3 woorden horen bij het voltooid deelwoord?
• Hoe weet je of een voltooid deelwoord eindigt op een -t of een -d?

Bedankt en tot volgende week!