LO2 Bewegingsapparaat
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Geef de definitie van fysiologie
Slide 2 - Open vraag
Beschrijf de functie van je botten.
Slide 3 - Open vraag
Wat is synoviaal vocht?
A
Dat zorgt voor bescherming van je botten.
B
Dat is een soort olie tussen gewrichten.
C
Een soort smeermiddel voor je gewricht.
D
Hierdoor kun je bewegen.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de functie van synoviaal vocht?
Slide 5 - Open vraag
Vooral veel witte bloedcellen
Vooral veel rode bloedcellen
Slide 6 - Sleepvraag
Wat wordt er bedoeld met insertio?
A
Het aanhechtingspunt op het bot waar de spier eindigt.
B
Het aanhechtingspunt op het bot waar de spier eindigt.
C
De spier die de beweging veroorzaakt
D
De spier die de tegengestelde beweging maakt
Slide 7 - Quizvraag
Leg uit welke spier op de foto voornamelijk getraind wordt.
Slide 8 - Open vraag
Welke spier noemen we de antagonist?
A
Die spier die de beweging maakt
B
Het aanhechtingspunt op het bot waar de spier eindigt.
C
Het aanhechtingspunt op het bot waar de spier eindigt.
D
De spier die tegengesteld aan de agonist beweegt.
Slide 9 - Quizvraag
Leg uit wat er gebeurd als de agonist en de antagonist precies evenveel kracht leveren.
Slide 10 - Open vraag
Centrale zenuwstelsel
Slide 11 - Woordweb
a. Je doet een push-up.
b. Je ruikt vers gras.
c. Je rekt je uit.
Motorische gedeelte
Sensorische gedeelte
Slide 12 - Sleepvraag
Geef een voorbeeld van een reflex.
Slide 13 - Open vraag
In welke richting stroomt zuurstofrijk bloed?
A
Naar het hart toe.
B
Van het hart af.
Slide 14 - Quizvraag
Leg uit waarom uitademen makkelijker is dan inademen.
