In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Alternatief aanwendbaar
Middelen zijn alternatief aanwendbaar
Als je het één doet, kun je het ander niet doen
↔
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Een budgetlijn geeft de grens aan van wat je van 2 dingen kunt consumeren als je al je geld (of tijd) uitgeeft. Waar staan de combinaties van hoeveelheden van de 2 dingen die je niet kunt consumeren omdat je er te weinig geld/tijd voor hebt?
A
Links/Onder
de Budgetlijn
B
Rechts/Boven
de Budgetlijn
Slide 14 - Quizvraag
Stelling: Als een budgetlijn niet veranderd betekent dit altijd dat de prijzen ook niet zijn veranderd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
In welke richting verschuift deze budgetlijn als het budget groter wordt?
Slide 16 - Open vraag
Wat is de formule van de budgetlijn? Budget = 40,-, patat kost 4,-, een kroket kost 2,- per stuk.
Slide 17 - Open vraag
Laura krijgt 180 euro aan kleedgeld. Daar kan zij broeken van kopen voor 60 euro per stuk, of truien voor 40 euro per stuk. Teken de budgetlijn.