In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Th4 Voeding en vertering
BS 4 Het verteringsstelsel
Slide 1 - Tekstslide
Lesprogramma
Uitleg basisstof 4: Het verteringsstelsel
Aan de slag met opdrachten
Aan het einde van de les kun je: -Benoemen wat vertering is en de functie van verteringssappen/enzymen - Omschrijven hoe darmperistaltiek tot stand komt en de functie ervan benoemen
Slide 2 - Tekstslide
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit?
A
x (rood)
B
y (groen
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk
Slide 3 - Quizvraag
E= enzym en V= voedingsstof Wat is fout bij dit schema van de enzymwerking?
A
Het enzym past precies op de voedingsstof
B
het enzym breekt in twee....
C
de voedingsstof breekt in twee
Slide 4 - Quizvraag
Het verteringsstelsel is ongeveer 9 meter lang. Het heeft ongeveer 24 uur nodig om
voedsel te
verteren
Vertering = Het afbreken van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen kunnen
Slide 5 - Tekstslide
Van mond naar kont
1. Mond 2. Slokdarm 3. Maag 4. Twaalfvingerige darm
5. Dunne darm
6. Dikke darm
7. Endeldarm 8. Anus
Slide 6 - Tekstslide
Verteringsklieren
Verteringsklieren maken verteringssappen
Speekselklieren -> speeksel
Maagsapklieren -> maagsap
!(Lever -> gal)
Gal is geen verteringssap, gal emulgeert vetten! Alvleesklier -> alvleessap
Darmsapklieren -> darmsap
Slide 7 - Tekstslide
verteringsstelsel
Slide 8 - Tekstslide
Verschil hormoonklier/ verteringsklier
Verteringsklier:
maakt verteringssap
heeft een afvoerbuis om het verteringssap af te voeren
Hormoonklier:
maakt hormonen
Heeft geen afvoerbuis: geeft hormonen af aan het bloed
Slide 9 - Tekstslide
Darmperistaltiek
Slide 10 - Tekstslide
Darmperistaltiek
Slide 11 - Tekstslide
Wat is geen functie van darmperistaltiek?
A
voedselbrij kneden
B
voedselbrij vermengen met verteringssappen
C
voedselbrij voortduwen
D
voedselbrij zuiveren van giftige stoffen.
Slide 12 - Quizvraag
In welke organen is er 'darmperistaltiek' ?
A
Slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm
B
slokdarm, 12-vingerige darm, dunne darm en dikke darm
C
slokdarm, maag, lever, dikke darm en dunne darm
D
Slokdarm, dunne darm en dikke darm
Slide 13 - Quizvraag
Door de darmperistaltiek beweegt het voedsel van de mond naar de anus, maar het kan ook andersom.
Wanneer beweegt de darmperistaltiek het voedsel de andere kant op?
A
als je een scheet laat
B
als je last hebt van diarree
C
als je maag aan het knorren is
D
als je moet overgeven
Slide 14 - Quizvraag
Verteringssappen worden gemaakt in verteringsklieren langs het verteringskanaal, zoals: ‒ darmsapklier; ‒ lever; ‒ maagsapklier; ‒ speekselklier. In welke volgorde liggen deze verteringsklieren langs het verteringskanaal?
A
Maagsapklier – darmsapklier – speekselklier – lever
B
Maagsapklier – lever – darmsapklier – speekselklier.